[geschreven in het kader van SCW-cursus wetenschapsjournalistiek]
Ze komen eraan. Ze ruiken aan onze landgrenzen. In Duitsland, op amper 200 kilometer van onze grens leven roedels wolven. Ook in Frankrijk nemen ze toe. In 2011 wordt een wolf in de Ardennen gezien. In 2013 eentje op 15 kilometer over de grens met Duitsland. En dan, in 2015, is het zover: een wolf zwerft door Groningen en Drenthe. Een paar maanden geleden weer een, bij Beuningen, Twente. Zo’n 150 jaar nadat de wolf in Nederland was uitgeroeid, is hij terug.

Natuurliefhebbers zijn blij en opgewonden. Maar de wolf had wel vier schapen aangevallen en dat viel bij anderen minder goed. Die ambivalentie tussen bewondering en afkeer is eeuwenoud. We zien hem terug in mythen en fabels. Maar ook in de alledaagse werkelijkheid. Door meedogenloze vervolging hebben we de wolven voorgoed uit ons leven verbannen. Voorgoed? Dat valt te bezien.
Als het aan het samenwerkingsverband ‘Wolven in Nederland’ ligt, krijgt de wolf weer een plaats in ons ecosysteem. ‘Ook andere diersoorten, zoals slechtvalk, oehoe, kraanvogel en zeearend maken een come-back in Nederland; de terugkeer van de wolf past in dat patroon’, zo constateert Leo Linnartz van Wolven in Nederland. Dit samenwerkingsverband van ARK Natuurontwikkeling, FREE Nature, Koninklijke Jagersvereniging, IVN, IFAW, Studio Wolverine, Rewildering Foundation en de Zoogdiervereniging, wil vooral voorlichting geven over positieve en negatieve kanten van de komst van de wolf. Conflictarm samenleven met wolven, dat is de inzet. Concrete adviezen, zoals het beschermen van schapen met kuddewaakhonden, horen daar ook bij. Er ligt al een draaiboek waarin staat wat we moeten doen als een zwervende wolf in Nederland wordt aangetroffen.
Intussen dromen natuurliefhebbers van roedels wolven in ons Nederlandse landschap. In de Ontwikkelingsvisie voor de Oostvaardersplassen van 2008, destijds door Staatssecretaris Bleker buiten spel gezet, was de wolf zelfs al in het ecosysteem opgenomen.
Het enthousiasme voor de wolf in onze natuur wordt vooral gevoed door wat er een paar decennia geleden in Yellowstone is gebeurd. Door wolven, die na jarenlange afwezigheid in 1995 werden geherintroduceerd, gingen de herten plekken mijden waar ze de kans liepen onverhoeds te worden aangevallen. Op die plekken kregen planten weer een kans. Hierdoor ontstond een meer gevarieerd landschap.
Zal deze ‘ecologie van de angst’ ook het aanzien van de Veluwe — waar dennen het loofhout verdringen — of de Oostvaardersplassen — waar grote grazers de boel kaal hebben gevreten — kunnen veranderen? Linnartz denkt van wel: ‘De wolven zullen herten van plekken weghouden zodat loofhout weer een kans zal krijgen’. Op de website van Wolven in Nederland is de wolf en zijn sleutelrol in de natuur kleurrijk afgebeeld. We zien hoe wolven ervoor zorgen dat grote grazers niet de kans krijgen om alle groen weg te vreten. Dat leidt tot een gevarieerd kruidenrijk landschap waar vogels en vlinders weer een kans krijgen. Doordat wolven ook vossen intimideren, krijgen prooidieren van de vos het beter. We zien vee dat met schrikdraad en waakhonden wordt beschermd. Kortom, aan alles is gedacht. Laat de wolf maar komen, lijkt het te willen zeggen.
Maar is dit scenario realistisch? In Midden Europa is een wolventerritorium 150-350 vierkante kilometer, terwijl onze grootste natuurgebieden op het land, de Veluwe en de Oostvaardersplassen, elk zo’n 50-60 vierkante kilometer zijn. Linnartz ziet daar geen probleem in. Hij wijst op de verbindingen tussen onze natuurgebieden, maar bovenal dat wolven ook buiten de natuur prima aan hun kostje kunnen komen. De Duitse regio Lausitz, bij de grens met Polen en Tjechië, is er een voorbeeld van. In het vorige jaar verschenen boekje ‘De Wolf Terug: Eng of Enerverend?’ beschrijft hij hoe de wolven daar leven in een deels bewoond cultuurlandschap met intensieve land-, bos- en mijnbouw. “Wat er vooral opvalt”, schrijft hij, “is de rust en afgelegenheid”.
Hoogleraar Natuurbeheer en Plantenecologie Frank Berendse denkt dat dat niet voor Nederland geldt. “Een stortvloed van wandelaars, vogelkijkers, hondenliefhebbers en mountainbikers spoelde over de laatste restanten van de Nederlandse natuur”, schrijft hij in zijn onlangs verschenen boekje ‘Wilde Apen — Natuurbescherming in Nederland’. “Steeds vaker doorkruisen de natuurvrienden ook de kleine stukjes die verboden toegang zijn om zo voldoende rust voor de natuur te scheppen”. Natuurbeschermingsorganisaties stimuleren recreatie, want dat is goed voor de ledenaantallen, voor het ‘draagvlak’. De self-made biologen Jacques de Raad, Gerard Ouweneel en Rob Bijlsma schreven al in 2010 in de Levende Natuur over de ‘verpretparking” van onze natuur. Vanuit deze zorgelijke visie moet dus gelden: als we echt ruimte willen voor wolven, moeten we die ruimte maken. Minder paden, meer rustgebieden.
Het kan wel zijn dat zonder grote rustgebieden de wolven wel overleven in Nederland. Maar hoe minder we hen de ruimte gunnen in onze natuur, hoe meer zij ruimte zullen opeisen in ons cultuurland. Maar hoe verhoudt zich dat met onze recreatiedruk?
Linnartz heeft geen enkel probleem met recreatiedruk. ‘In een mix van natuur- en cultuurlandschap vindt de wolf wel een rustig plekje om zijn jongen groot te brengen’, zegt hij geruststellend. Hij ziet ook economische voordelen. In ‘De Wolf Terug’ schrijft hij: “Dat grote roofdieren veel publiek trekken bleek in 2005 met de zogenaamde poema op de Veluwe (…). Er vonden talloze zoektochten plaats en een veelheid aan excursies. De vele duizenden bezoekers hebben de lokale economie zeker geen windeieren gelegd; burgemeesters en ondernemers hebben het er tien jaar later nog over. Bronstexcursies leveren nu al geld op, daar kunnen straks wolvenexcursies en wie weet wat nog meer aan toegevoegd worden. De Lage Landen staat nog veel moois te wachten”.
Rob Bijlsma is hier minder romantisch over. “Een grote cabaretvoorstelling, die wolventoestand!”, verzucht hij. Bijlsma heeft vooral medelijden met de wolf. ‘Door zijn geweldige aanpassingsvermogen zal de wolf het hier misschien best redden. Maar wel als cultuurvolger. West-Europa (laat staan Nederland) is tenslotte geen Yellowstone’, aldus Bijlsma. Hij wijst op de strip van Pieter Geenen en Anton Dingeman in Trouw van 2013. Zij wijzen de wolf, eenmaal terug in Nederland, op zijn plichten: “Zo mag u bijvoorbeeld geen otters eten. Zijn beschermd. Ook afblijven van hamster, wilde kat, boommarter en eikelmuis”. En van schapen en geiten, zal de boer toevoegen. “Maar reken er niet op dat wolven in Nederland overwegend reeën gaan eten, aldus Bijlsma. Waarom zou je een paar honderd meter achter een ree aanrennen, als je een schaap of geit zonder noemenswaardige inspanning tegen een raster kunt drijven?”
Intussen gaat de wolf zijn eigen gang, daarover geen twijfel. Maar zal hij genoeg ruimte krijgen om de door Linnartz en anderen gedroomde sleutelrol in ons ecosysteem te vervullen?
Geef een reactie