[Een verhaaltje in de stijl van wijlen Menno Steketee. Geschreven in het kader van de SCW-cursus Wetenschapsjournalistiek]
Winterkoninkjes zijn koukleumen. Dat komt omdat deze vogeltjes zo klein zijn. Daardoor raken ze de warmte die in hun lijfje zit snel kwijt aan de omgeving. Grotere dieren koelen minder snel af.
In koude winterse nachten laten de winterkoninkjes zien hoe dat werkt. Ze kruipen dan met een groepje van soms wel tien zo dicht bij elkaar dat ze een grote bol vormen.
Van elk winterkoninkje zit maar een deel van het lijfje aan de buitenkant, waardoor er minder warmte kan ontsnappen. Hun buitenkant wordt dus kleiner terwijl hun binnenste gedeelte hetzelfde is gebleven. Door als het ware samen een groter dier te worden blijven ze langer warm.
Als het koud is, is het fijn als je groot bent. Maar als het heel warm is, zoals in de woestijn, is groot zijn juist een probleem. Grotere dieren raken hun warmte immers moeilijker kwijt, waardoor ze eerder oververhit raken.

Afrikaanse wilde honden spelen hierop in. Dat hebben Amerikaanse ecologen ontdekt. Die wilde honden leven in de hitte van de Afrikaanse savanne. Daar jagen ze in groepen op antilopen, gnoes en wrattenzwijnen. Die zijn alle een flink stuk groter dan zijzelf. Als de wilde honden in de zinderende hitte achter een antilope aan stuiven, dan raken zij minder snel oververhit dan de antilope. Ze krijgen de antilopen dan nog gemakkelijker te pakken omdat die sneller zijn uitgeput. Dat voordeel wordt groter naarmate het warmer is.
Geen wonder dat de wilde honden gedurende hun evolutie besloten hebben klein te blijven en in teamverband op puffende antilopen te jagen.
[Gebaseerd op Creel et al. 2016, Hunting on a hot day: effects of temperature on interactions between African wild dogs and their prey. Ecology 97: 2910-2916.]
Leuk!!!!!
LikeLike