De kou uit de lucht

24 februari 2021

Het is alsof het seizoen een reuzensprong heeft gemaakt. Anderhalve week geleden stond ik op de schaats, land en water waren met sneeuw en ijs bedekt. De dooi kwam snel en binnen de kortste keren was de sneeuw verdwenen en schoten overal groene spruitjes en bloemetjes uit de grond. De veldleeuweriken hadden hun luchtconcerten meteen hervat, maar ze leken een paar dagen geleden nog niet op volle sterkte.

Dat zal vandaag wel anders zijn. Het weer nodigt er in elk geval toe uit. In de vroege ochtend is het al 14 graden, een temperatuur die beter bij mei past dan bij februari. Ik ben vandaag met Thom. Als we om twintig over 7 aankomen op de Aesvoortsedijk vliegen groepen spreeuwen over die van hun slaapplaats in Stappegoor komen. In de vennen van het Riels Laag maken wintertalingen elkaar het hof. Er zijn weer scholeksters en kieviten. Twee knobbelzwanen landen in het ven. Met opgeheven hoofd flaneren ze langs de oevers – alsof de wereld van hun is. Zanglijster en heggenmus zingen en ook een wulp laat zijn bibberende baltszang horen. In de verte klimt een houtduif steil omhoog alsof hij de hemel wil bereiken, maar op zekere hoogte moet hij toch weer naar het aardse afglijden. Het weemoedig lied van boomleeuweriken klinkt op veel plekken waar heide aan bos grenst.

Territoriumconflict tussen mannetjes veldleeuweriken.

We verlaten de Aesvoortsedijk en lopen de hei op. Grauwe ganzen komen uit de velden en vliegen in stelletjes van twee naar het beekdal. Groepjes graspiepers dansen boven ons. We horen al meteen veldleeuweriken. Het midden van de heide is hun domein. Het zijn er veel meer dan een paar dagen geleden. Ze zijn hun gebied aan het verkennen, hun plaatsen aan het innemen. We zien ze wandelen over geplagde delen van de heide en vandaaruit stiekem onder heidestruiken verdwijnen. Hier en daar is een schermutseling om een vrouwtje of een plek. Die mondt vaak uit in een snoevende baltsvlucht om een rivaal te intimideren en de vrouwtjes te imponeren. Overal om ons heen stijgen leeuweriken luid zingend op in de blauwe lucht. Hoe hoger ze gaan, hoe kleiner wij worden.

We maken ons los van de veldleeuweriken en gaan het bos in. Ook daar is het voorjaar. Zwarte mezen zingen hoog in de dennen, spechten roffelen, koolmezen maken zich met hun luide en heldere stem bekend. Boomklevers klauteren lenig over bemoste stammen of klimmen in een boomtop om een flinke keel op te zetten. Familiebanden van staartmezen vallen uiteen. Ze moeten nu op eigen benen staan en ik zie ze steeds vaker in paren. We horen ook het ki-ki-ki van de kleine bonte specht. Ook zij zijn met zijn tweeën. 

Overal verschijnen hommels, citroenvlinders, bijen en vliegen. Ook al zullen deze extreem warme winterdagen niet lang aanhouden, ze zijn een voorproefje voor wat komen gaat. Voorlopig is de ergste kou uit de lucht en kan het voorjaar beginnen.

One Comment

Add yours →

  1. Waar wij tijdens een wandeling een waarneming hebben van zeg maar een enkele alinea, kom jij tot ongeveer een flink hoofdstuk van een encyclopedie. Erg mooi

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: