[Column verschenen in: Thuis in Zorgvlied, Wijkkrant van, voor en door de inwoners van de wijk Zorgvlied, Tilburg. Februari 2021]
Wat was het stil. Toen ik ’s avonds voor het slapen gaan mijn hoofd uit het raam stak hoorde ik de druppels uit de kletsnatte bomen op de straat vallen. Regenwater kabbelde door de goten en druppelde verder door de regenpijp naar beneden. Had ik dit ooit zo gehoord? Als door een wonder was het eeuwig voortrazende verkeer ineens het zwijgen opgelegd. Dat wonder heette avondklok. Niet iedereen ervoer het als een wonder, dat moet gezegd, sommigen zagen het als een vloek, als een duister complot om ons van onze vrijheid te beroven.
Ik dacht aan de vogels. Wat zou dit voor hen een verademing zijn. Wat moest het voor een zangvogel wel niet betekenen als je voortdurend door verkeerslawaai wordt overschreeuwd, als je niet gehoord wordt, wetende dat je leven, je voortplanting, ervan afhangt? Vroeg in morgen, nog ver voor zonsopgang, werd ik gewekt door een merel. Zijn lied kwam in flarden mijn gehoor binnen, want de vierwielers versnipperden het ochtendgezang alweer met hun motorgeronk.
Natuurlijk is er in de natuur ook weleens herrie. In een tropisch regenwoud kun je vanwege oorverdovende cicaden vaak nauwelijks een fatsoenlijk gesprek voeren. Woudvogels bereiken elkaar onder het gesnerp van die cicaden door, met lage ronde fluittonen. Vogels die langs kolkende rivieren leven produceren korte en hoge geluiden die boven het geklater van het water uit komen. Maar goed, die vogels van water en woud hebben al honderdduizenden of miljoenen jaren de tijd gehad om zich aan al dat omgevingslawaai aan te passen. Voor stadsvogels geldt dat niet. Maar vogels zijn doorzetters. Nachtegalen in Duitse steden zingen doordeweeks harder dan in het weekend, wanneer het rustiger is op straat. Koolmezen pakken het slimmer aan. Die gaan niet zozeer harder zingen, maar gaan, net als die water- en woudvogels, de hinderlijke frequenties van de omgeving uit de weg. Omdat personenauto’s en vrachtwagens laag brommen gaan zij wat hoger zingen; koolmezen in de stad zingen hoger dan hun soortgenoten daarbuiten. Maar ’t gaat niet zonder kosten, want omdat de vrouwtjes liever naar een lage stem dan een hoge luisteren, scoort zo’n countertenor minder nageslacht.
Het is vast weer gauw voorbij, die avondklok. Veel mensen kunnen er niet tegen: ze kruipen tegen de muren op, laten zich in de gordijnen jagen, of gaan rellend de straat op. De vogels vinden het heerlijk, dat weet ik zeker. Als het aan hen ligt, dan gaan die mensen helemáál in lock-down en blijven die lawaaischoppers gewoon de hele dag binnen. Kunnen de koolmezen weer een toontje lager zingen.
Een eye opener voor mij. Nooit aan gedacht! Leuk bericht!
LikeLike