Brokkenpiloot

Bijna 160 jaar geleden lanceerde Darwins zijn idee over natuurlijke selectie: binnen populaties brengen organismen die het beste zijn aangepast aan hun omgeving de meeste nakomelingen voort; dieren die minder goed zijn aangepast sterven uit. Veel mensen denken dat die onverbiddelijke kwaliteitscontrole ervoor zorgt dat dieren perfect aan hun omgeving zijn aangepast; dat hun eigenschappen optimaal zijn.

Hoatzin landt op een tak en gebruikt een uitstulping van het borstbeen om in balans te blijven.

De hoatzin (Ophistocomus hoatzin) kan hen uit de droom helpen. Hoatzins zijn vreemde vogels. De soort leeft in Zuid-Amerika en wijkt in zo veel opzichten af van alle andere vogels dat taxonomen niet goed weten waar in de evolutionaire stamboom hij thuishoort. Zijn wetenschappelijke naam, Ophisthocomus, komt uit het Grieks en betekent letterlijk “lang haar dragend van achteren” en verwijst naar zijn opvallende kuif. De jonge vogels hebben aan hun vleugels functionele klauwen waarmee ze over de takken klauteren, net als de volwassen dieren van de reptielachtige gevederde Archeopterix dat 150 miljoen jaar geleden moeten hebben gedaan. Toch blijken ze die klauwen niet van Archeopterix te hebben geërfd, zoals ooit werd gespeculeerd. Dat neemt niet weg dat de hoatzin de meeste primitieve is onder de moderne vogels. De hoatzins verliezen hun vleugelklauwen als ze ouder worden. Maar door korte glijvluchten van boom naar boom, en de manier waarop ze met uitgespreide vleugels onbeholpen over takken balanceren, krijg je onwillekeurig een visioen van Archeopterix. Maar waarom vliegen de hoatzins zo slecht?

Struisvogels eten planten en verteren die in hun achterdarm.

Dat heeft met hun spijsvertering te maken. De meeste plantenetende vogels, zoals struisvogels (Struthio camelus) en korhoenders en hun verwanten (Tetranonidae), fermenteren hun voedsel in de achterdarm. Hoatzins doen het in het voorste deel van de darm, net als koeien, schapen, herten en kangoeroes. Net als deze herkauwers hebben hoatzins verschillende magen. Hun kliermaag, waar het voedsel chemisch wordt voorbewerkt, en de spiermaag, waar het vermalen wordt, zijn klein. De krop, waar de fermentatie plaatsvindt, is daarentegen enorm. De inhoud ervan is 75% van het totale darmvolume. Gevulde krop en slokdarm samen vormen tot wel 25% van het totale gewicht van de vogel. Om deze enorme fermenteerinstallatie te huisvesten is hun borstbeen heel merkwaardig uitgehold met een soort benige kniebeschermer aan de onderzijde. Daarop kan de topzware vogel steunen; niet alleen als hij ergens neerstrijkt, maar ook als hij met een volle krop urenlang zit uit te buiken.

Om op takken overeind te blijven gebruiken hoatzins hun vleugels.

Die constructie neemt zoveel plaats in op het borstbeen dat er weinig ruimte overblijft voor aanhechting van de vliegspieren. Geen wonder dat ze het vliegen niet bepaald tot kunst hebben verheven. Als ze ergens moeten zijn laten ze zich min of meer pardoes in een boom vallen en proberen zich vervolgens met de vleugels wijd overeind te houden. Toen ik zo’n valpartij met eigen ogen mocht zien, in Ecuador, deed het mij denken aan de wijze waarop ik me als klein jongetje met fiets en al in de heg liet vallen, omdat ik niet fatsoenlijk kon afstappen. Voor mij was dat een leerproces (het gaat inmiddels beter), maar voor de hoatzins is het een serieuze anatomische handicap.

Hoatzins eten taaie en vaak giftige planten. Met hun kropvertering kunnen ze zich meten aan herkauwers en meer voedsel verwerken dan andere plantenetende vogels. Men vermoedt dat de bacteriën in de slokdarm ook gif in planten kunnen afbreken, zodat een mooi uitgebalanceerd dieet als spinazie à la crême aan de jongen kan worden aangeboden. Dat zijn mogelijke verklaringen waarom de slokdarm ooit als belangrijkste verteringsorgaan evolueerde. Maar met dat uitgangspunt was natuurlijke selectie niet in staat een heel nieuw borstbeen in te bouwen waarop nog wat ruimte voor de vliegspier kon worden gereserveerd. Het moest het doen met het bouwplan dat de hoatzins van hun voorouders hadden meegekregen. Het werd een keuze tussen eten en vliegen. Als je niet eet ga je dood; als je een beetje onhandig vliegt ben je niet meteen verloren, althans zolang je je niet door een roofdier laat grijpen. En zo kreeg de krop alle ruimte en kwamen de vliegspieren een beetje in de verdrukking.

Perfect kon het nooit worden.

Plaats een reactie