Vinkenvalk

22 november 2019 – Vroeg in de ochtend. De zon is nog niet op. Er staat vrijwel geen wind. De eiken, die eergisteren, na de nachtvorst, nog zo veel bladeren lieten vallen (zie blog ‘Creatief met kurk‘), laten nu nauwelijks iets los. Een ree staat muisstil op het veld aan de rand van de meidoornhaag. Hij blijft me nog even aanstaren en verdwijnt dan met een paar elegante sprongen in een wirwar van hoge kruiden. Honderden vinken vliegen daar verschrikt uit op, hebben al gauw door dat het om een onschuldige passant gaat en komen dan weer terug.

IMG_0908-2
Meidoornhaag (links) met achterin (grijsbruin) het kruidenveld.

Ik sluip langs de rand van de haag en ga daar stilletje onder een meidoorn op mijn driepootje zitten. Boven mij klinken de raspende roepjes van geelgorzen. Die verblijven al sinds oktober in deze houtwal. Ze lijken zich weinig aan mijn aanwezigheid te storen. De geelgorzen zijn hier niet alleen. Al gauw hoor ik boven me ook kepen, vinken, rietgorzen, matkoppen en ringmussen.

 

In de verte, over het Riels Laag, vliegt een mannetje havik. Hij komt niet voor de kleine zangers; hij gaat voor een maatje groter. Hij zou zich liever op een van de houtduiven storten die voortdurend in groepen van tientallen richting noord vliegen. Tussen de ene en de andere groep duiven zit soms wel een kwartier. De clubjes volgen elkaar dus niet op zicht, maar gaan wel alle dezelfde kant op. Alsof ze hun volgende plaats van samenkomst van te voren hebben afgesproken. Misschien een voedselplek waar ze gisteren ook al zijn geweest?

Heen en weer

Honderden vinken, kepen en groenlingen pendelen voortdurend tussen de bosschages en het kruidenveld. Het ene moment verdwijnen ze tussen de kruiden, het andere moment vliegen ze er verschrikt weer uit en zoeken de bomen op.

Ineens is er wilde paniek. Een sperwer stort zich op de vinken. Deze spatten alle kanten uit. De roofvogel doet een paar uitvallen, gaat op een tak zitten alsof hij even moet bijkomen en vliegt dan – onder verwensingen van de vinken – over het kruidenveld heen naar een eikenhaag. Daar is hij weer uit het zicht, zodat de vinken geen idee hebben wanneer hij weer zal opduiken. Geen wonder dat ze zo schrikachtig zijn.

Als om de goede afloop te vieren, zet de zon de beuken in een vrolijke dieprode gloed. Goudvinken, die ik de laatste weken vaak tegenkom, maken haast triomfantelijk, hiet-hiet roepend, een rondje over het veld. Hun witte stuiten lichten op als de staartvlaggetjes van konijnen. De kust lijkt weer even veilig.

Onschadelijk

De zangvogels zijn als de dood van sperwers. Welk effect de roofvogels hebben op de aantallen van overwinterende zaadeters is echter moeilijk te bepalen. De zangvogels zijn amper te tellen, niet alleen omdat het er zoveel zijn en ze nooit alle tegelijk boven het maaiveld uitkomen, maar ook omdat er steeds vogels kunnen bijkomen of vertrekken. En kom er maar eens achter hoeveel vogels de sperwer – bijvoorbeeld gedurende een winterperiode – te pakken krijgt.

Bij populaties van broedvogels gaat dat tellen al beter, omdat zowel de zangvogels als de sperwers zich in territoria (met nesten) bevinden waar je hun aantallen beter van jaar op jaar kunt bepalen. Van de slachtoffers die sperwers maken kun je de resten om en nabij het nest vinden. Luuk Tinbergen (broer van Nobelprijswinnaars Niko en Jan, en vader van de Groningse emeritus-hoogleraar Joost Tinbergen) onderzocht in de jaren veertig van de vorige eeuw in hoeverre sperwers invloed hadden op populaties van zangvogels.

Zijn conclusie kwam overeen met wat andere onderzoekers na hem vonden: sperwers maken weliswaar veel slachtoffers, maar van de meeste broedvogelsoorten drukken ze de populaties niet. Dat komt omdat veel vogels die door sperwers worden gegrepen sowieso gedurende de wintermaanden door honger of ziekte aan hun einde komen. Sperwers bleken voor de meeste vogelsoorten ‘onschadelijk’.

Evenzo lijkt het onwaarschijnlijk dat de sperwers zoveel overwinterende vinken doden dat hun populaties daardoor kleiner worden. Toch is daarmee niet gezegd dat de sperwers geen invloed hebben op de vinken. Ze vluchten immers niet voor niets. Ze doen er alles aan om niet gepakt te worden. Ze leven in groepen, zodat ze samen kunnen opletten en elkaar kunnen waarschuwen bij naderend gevaar. Ze letten ook op hun gewicht. Enerzijds moeten ze wat reserves meedragen om de nacht door te komen; anderzijds kan elk grammetje teveel een vogel zwaarder maken dan zijn groepsgenoten. Dat kan hem bij een ontsnapping duur komen te staan. De sperwer weet de minst wendbare vogel er feilloos uit te pikken.

Omdat al die vinken zo goed opletten en watervlug kunnen ontsnappen, zal de sperwer het van de verrassing moeten hebben. Daarom blijft hij achter de coulissen en komt pas het toneel op als hij een hoofdrol kan spelen: de rol van ‘vinkenvalk’.

_______________________________________________

Bronnen:

Binsbergen & Mooij, 1971. Zien is Kennen! A.G. Schoonderbeek, Laren.

Newton, I. 2013. Bird Populations. HarperCollins Publishers, London.

Tinbergen L. 1946. De sperwer als roofvijand van zangvogels. Ardea 34:3-213.

IMG_0977-2

 

 

4 Comments

Add yours →

  1. Weer een leerzaaam en boeiend verhaal: het geeft wel de illusie(?) dat het met de natuur nog wel redelijke gesteld is
    groeten
    Paul

    Like

  2. Willy Boer van den december 6, 2019 — 09:52

    Heerlijk om weer te lezen! Dank je!

    Like

  3. Leuke blog, Piet. Het ‘stikt’ inderdaad van de vinken. Zie bijgaand shot van afgelopen woensdag. Groet, Hans

    Like

Plaats een reactie