[Column verschenen in: Thuis in Zorgvlied, Wijkkrant van, voor en door de inwoners van de wijk Zorgvlied, Tilburg, september 2022]
We stonden op het punt om op vakantie te gaan. Ik zou mijn wilde tuin een aantal weken alleen moeten laten. Maar was dat loslaten niet juist de bedoeling van het experiment? Hoe dan ook, gedurende een aantal weken zou ik de ontwikkelingen in mijn experimentele veldje niet op de voet kunnen volgen. Daar stond tegenover dat de verrassing bij mijn terugkomst des te groter zou zijn. Het leek op het gevoel dat ik als kind had als we op vakantie waren: hoe zou de tuin er bij terugkomst uitzien? Ik stelde mij voor hoe mijn prille wildernis zich geleidelijk aan zou ontpoppen tot een groene weelde, met tal van wilde plantensoorten, soorten die ik misschien nooit eerder had gezien. Terug naar de oorsprong, als een nieuw begin, mijn eigen Hof van Eden.
Zes weken later, na vele omzwervingen, kwamen we weer thuis. Ik begaf me linea recta naar de achtertuin, waar mij inderdaad een groene wildernis wachtte. Er was nauwelijks nog aardbodem te zien. Maar alle groen bestond slechts uit één tint. En alle blaadjes zagen er hetzelfde uit. Niets van de biodiversiteit waarvan ik zo gedroomd had. Hadden de vogels geen zaadjes, van heinde en verre verzameld, achtergelaten?
Laat ik even teruggaan naar hoe het was. Duizendknoop had hier gestaan. Niet de Japanse duizendknoop waar half Nederland van wakker ligt, maar Persicaria amplexicaulis, een onschuldige gemeenteplant van Aziatische herkomst met lieflijke rode bloempjes. Maar evenmin als de Japanse duizendknoop lieten deze vrienden zich zomaar uit het veld slaan. Ze stonden er doodleuk opnieuw. En ik maar denken dat ik dat tuintje grondig van alle planten had ontdaan. Niet dus. Ik had een menigte aan zaden gemist. Die hadden stilletjes gewacht tot ik weg was om daarna levenslustig te ontkiemen en plantjes te worden.
Het deed me denken aan een gebeurtenis vergeleken waarmee de kaalslag die ik had aangericht een storm in een glas water was: de meteorietinslag aan het einde van het Krijt, zo’n 65 miljoen jaar geleden, die vrijwel alle dinosauriërs naar de wereld van de verbeelding hielp. Ook destijds hadden de planten nog troeven achter de hand gehad. Ook al hadden aswolken de zon lange tijd verduisterd waardoor van fotosynthese weinig terechtkwam, hun zaden lagen veilig in de grond opgeslagen. Dat bleek de redding voor een kleine groep gevleugelde dino’s, vogels. Die konden op die zaden overleven. Door de veerkracht van planten kunnen wij nu van fluitende vogels genieten.
Hebben die vermaledijde tuinplanten me toch wat dichter bij de oerkrachten van de natuur gebracht.
Uiteindelijk toch wat reden tot hoop dus… – de natuur is ons te slim af! Dankuwel voor dit mooie stukje.
LikeLike