Prelude van lente

Het is weer druk in de kruin van de grote populier die in het beekdal staat. Minstens zeventig spreeuwen hebben zich er verzameld. Ze komen net van de slaapplaats en deze boom is de vaste halte waar ze elkaar ’s ochtend en ’s avonds even ontmoeten, tussen slapen en eten in. Ze kwetteren uitbundig. Twee kramsvogels hebben zich bij de groep gevoegd. Hoe meer ogen, hoe meer veiligheid.

Kramsvogel

Na een kwartiertje verlaten kleine groepjes de boom en vliegen zuidwaarts het beekdal uit. Ze vliegen vlak over een groepje spreeuwen dat zich afzijdig houdt van de rest. Die wonen hier en zullen hier vast wel gaan broeden. Enkele minuten laten vertrekt de rest van de groep. Ook zij vliegen laag over de plaatselijke bewoners, die stug in hun boom blijven zitten.

In het bosje aan het einde van de Aesvoortsedijk klinkt de vinkenslag, die hoor ik dit jaar voor het eerst. De vink wisselt af met een helder pink. Zijn zang zweept een andere vink op in de boom ernaast. Deze vogel produceert wat slordige flarden. Die heeft de slag nog niet te pakken. De boomklever daarentegen is in vorm. Op zijn lange heldere fluittonen valt niets aan te merken. 

Sprookje

Het grote feest, de aankondiging van het voorjaar, wordt op de heide gevierd. Daar stijgen de veldleeuweriken weer kwetterend ten hemel, de een na de ander. Twee vrouwen wandelen langs. Veldleeuweriken, dat zegt ze niets. Er zijn hier sowieso geen dieren meer, behalve dan de wolf die er onlangs was, nota bene bij een van hen in de straat. Dat vinden ze helemaal niks, die kunnen de dorpskinderen aanvallen. ‘Daar komt roodkapje weer’, kan ik niet nalaten te zeggen. ‘Maar waar komt dan dat sprookje vandaan?’, kaatst een van de vrouwen terug. Niet te vermurwen.

Intussen zingen de veldleeuweriken en danst een groepje van tien graspiepers over de heide. In het bos, in de top van een fijnspar, murmelt een roodgekleurde kruisbek. In de verte de lome zang van een grote lijster. 

Vinken vluchten de bomen in.

Vinken, kepen en groenlingen vallen met honderden tegelijk vanuit de bomen aan op de zaden in het veld. Om de haverklap vluchten ze als in een film die achteruit speelt weer terug de bomen in. De sperwer is nooit ver weg. De vinken herinneren me eraan dat het nog winter is.

Honingbij op krokus.

Maar wat stelt die winter nog voor? De wilgenkatjes staan op uitbotten, en ook aan de hazelaars hangen mannelijke katjes, en vrouwelijke stempeltjes zo rood als karmozijn. Honingbijen vliegen weer rond en hebben de krokussen ontdekt. Een paar dagen geleden hoorde ik al tjiftjafs. Roodborstjes, winterkoninkjes, heggenmussen, kool-, pimpel- en zwarte mezen, alle zingen ze volop. Grauwe ganzen gaan gakkend in groepjes van twee over het beekdal, op zoek naar een plaats om te broeden. Wintertalingen baltsen vurig. Knobbelzwanen zwemmen er statig langsheen, het voorjaar tegemoet.

2 Comments

Add yours →

  1. Hier krijg ik goeie zin van!!

    Like

  2. Ben laureijssen februari 28, 2022 — 17:31

    Het begint weer en verveelt nooit

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: