7 december 2021
Van alle wezens die onze wereld bevolken, krijgen we slechts een fractie te zien. Vele houden zich verborgen, in water, tussen het groen, in de grond, of in lichamen, waaronder die van onszelf. Vele zijn bovendien zo klein dat we ze alleen met hulpmiddelen, zoals een microscoop, kunnen onderscheiden. Alleen met die dieren, planten en schimmels die we gemakkelijk met het blote oog kunnen waarnemen zijn we min of meer vertrouwd.
De raaf is niet te missen. Zijn diepe basstem hoor ik al van verre. Hij wordt luider en dan vliegt de grote zwarte vogel met zijn ruitvormige staart over me heen. Een soortgenoot vliegt erachteraan en antwoordt hem in een iets hoger register. Samen landen ze in de grote populier die midden in het beekdal staat. De spreeuwen trekken ook de aandacht. Temidden van wat maatjes oefent een mannetje zijn zangkunsten in de kruin van een oude eik. Een zacht hiet, veel bescheidener dat het spreeuwengekwetter, klinkt vanuit wat wilgenstruiken. Ik hoef maar even geduldig te wachten om de goudvink te zien: oogverblindend gloeien zijn borstveren op in het grijze ochtendlicht. In hetzelfde verrekijkerbeeld meldt zich de roodborst die eigenaardige merelachtige geluidjes maakt. Net als de goudvink is hij uitsluitend van voren fel gekleurd. Als het nodig is toont de vogel fier zijn vlammende veerpartij, als hij niet de aandacht op zich wil vestigen keert hij de wereld de rug toe.

Hier en daar tussen dorre eikenbladeren groeien nevelzwammen. De ochtendzon schijnt door hun gekantelde platte hoeden als door oosterse kamerschermen met een blaadjespatroon.

Tussen die bekende en onbekende wereld groeien en krioelen talloze organismen die we met het blote oog kunnen zien, maar niet zonder daar iets meer moeite voor te doen. Een mooie heldere dag als vandaag maakt het al een stuk gemakkelijker. De zon die zijn warme licht op de basten van eiken werpt nodigt me uit om daar eens wat beter te gaan kijken. De schors heeft diepe kloven en is op veel plaatsen met een dikke groene laag bedekt. Als ik de bast nader zie ik een grijsbruin vlindertje dat zich angstvallig vastklemt in een bemoste spleet. Het is een kleine wintervlinder. Hij heeft een plekje gezocht om ongedeerd de dag door te komen. Pas als het weer donker wordt zal hij uit zijn sluimer ontwaken. Dan zal hij fladderend de basten afstruinen op zoek naar vrouwtjes die met hem willen paren. Die vrouwtjes gaan te voet, ze moeten wel, want ze hebben geen vleugels.

Behaaglijk
Als ik zo dichtbij de boom kom dat ik zijn bast bijna met mijn neus kan raken, zie ik een vilten tapijt dat met platte rozetten van grijsgroene schildmossen is verfraaid. Even verderop schitteren donkergerande schoteltjes met de kleur van zwavel: klein dooiermos. De vlakten met algen en korstmossen leiden naar vochtige kloven waarin mossen oprijzen als woudreuzen in een tropisch bos. Op de hellingen trekken bijzondere wezentjes mijn aandacht. De meeste staan in knusse groepjes bijeen, andere zijn meer op hun privacy gesteld. Het zijn paddestoelen, in miniatuurformaat. Steel en hoed reiken bij de meeste niet hoger dan een halve centimeter de lucht in. Hier en daar staan reuzen van een centimeter hoog.

Als fragiele schemerlampjes, hun kapjes geribbeld, staan ze fier rechtop of steken als wandlampjes uit een groene lambrisering. Onder hun hoedjes zie ik melkwitte lamellen, als de witte onderrokken van cancandanseressen. Tussen de plooien van zo’n onderrok heeft zich een spinnetje behaaglijk genesteld.




Deze minuscule paddenstoelen heten Mycena. Ik herken lilabruine schorsmycena (Mycena miliigena), blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseoudocorticulata) en helmmycena (Mycena galericulata), en nog enkele soorten die ik niet op naam kan brengen. In Nederland leven meer dan 80 soorten, die vaak zo erg op elkaar lijken dat alleen een microscoop nog uitkomst kan bieden.
Maar ook zonder die microscoop krijg ik vandaag genoeg te zien: kleine schemerlampjes die hun licht werpen op een nieuwe wereld.
Prachtig! Alles is zo indrukwekkend als de aandacht die je eraan geeft.
LikeLike
Wauw , wat een fantastische foto’s Piet en dat je ook een kenner van de Can-Can bent , een nieuw perspectief .
LikeLike
Piet, dit verhaal laat weer eens zien dat je niet alleen heel goed kunt observeren, maar ook fantastisch kunt formuleren. Vooral je vergelijkingen zijn uit de kunst
Genieten weer.
LikeLike
Dank je wel, Theo, voor je mooie compliment. En wat leuk dat ik nu weet wie je bent!
LikeLike
Ik denk wel eens: Wat ziet die Piet toch veel. Dat is echter een halve misvatting. Hij kijkt zo veel, desnoods met de neus tegen de bast aan. Dan is het zien het terechte loon naar werken.
LikeLike
Dat heb je mooi gezegd, Toine, dank!
LikeLike