Bravoure

26 oktober 2021

Vorige week al had ik gezien dat hij terug was uit zijn Zweedse broedgebied. Op bijna een kilometer afstand zag ik hem zitten. Met zijn zwarte masker en vleugels, zijn grijze rug en witte onderzijde vormde hij haast zijn eigen karikatuur. Hij zat weer op een van zijn geliefde plekken: midden op de heide in de afgestorven eik die daar al lange tijd in zijn dooie eentje staat en steeds meer op een hertengewei begint te lijken. Juist dat maakt het staketsel zo aantrekkelijk voor de klapekster. Vanaf de bovenste stang zat hij voortdurende te draaien en te knikken met zijn kop. Een voorbode voor actie. Die kwam snel: hij liet zich van zijn uitkijkpost vallen om als een blikkerend mes laag over de heide weg te snellen, recht op de graspiepers af die tegen de straffe zuidwester in dansten. Het gedrag dat ik te zien kreeg moet er, samen met de haaksnavel, toe hebben geleid dat naamgever Linnaeus de klapeksters aanvankelijk bij de valken indeelde: de bandiet ging de graspiepers aanvallen. Die zagen hem natuurlijk al aankomen en wrongen zich in scherpe bochten, maar de kleine woesteling hield vol en ging als een vlinder achter een van de piepers aan. Hij moest zich gewonnen geven. Maar wat een bravoure.

En nu, een week later, ben ik weer naar die plek toe gewandeld. Het hertengewei wordt door een kraai bezet. In de wijde omtrek is geen klapekster te bekennen. De kraai gaat ervandoor en ik ga er maar eens voor zitten. Nu de kraai weg is, zou de klapeksters wel eens terug kunnen komen. Na drie kwartier nog niets. Ik ga verder, omdat ik weet dat klapeksters zomaar een kilometertje verder kunnen gaan zitten om daar hun geluk te beproeven. 

Satéprikker

Dat blijkt: helemaal aan de andere kant van de heide vind ik hem. Hij zit wederom in een morsdode boom zonder bast. Door de telescoop houd ik hem scherp in de gaten. Hij vliegt van zijn tak af en keert terug met een mestkever in zijn haaksnavel. Het slachtoffer is een driehoornmestkever. De klapekster prikt hem vast op een scherpe tak. Zo eet hij hem op, als een olijf aan een satéprikker. 

Een vrouwtje driehoornmestkever met moddersporen van een valpartij.

De schavuit vliegt er opnieuw vandoor. In strakke lijn koers hij af op een boomgroep die langs het beekdal staat, een halve kilometer verderop. Zoals gebruikelijk landt hij hoog in de boom. Hij gunt zichzelf geen rust: hij stormt naar de grond, verdwijnt een oogwenk tussen pollen van pijpenstrootje en keert weer terug naar zijn tak. Ik vang hem snel in de telescoop: opnieuw een mestkever in de snavel. Ik ben onder de indruk. Hoe weet hij die kevers te vinden? Ik zie er de laatste dagen bar weinig en kijk toch regelmatig naar de grond. Hij ziet ze van minstens tien meter afstand.

Een groep van wel 75 spreeuwen gaat in een losse waaier richting westzuidwest, hemelsbreed koersen ze op Zuid-Engeland aan. Kort daarna vliegt een hechte groep van zo’n 50 veldleeuweriken boven me. Ze zwenken, dwalen over de heide en verdwijnen dan achter de bomen naar het beekdal. Een sperwer gedijt bij al deze activiteit. Met een flinke vaart vliegt hij in zuidwaartse richting, recht op de plaats af waar de klapekster in de boom zit. Deze duikt subiet naar de grond. Voor de sperwer heeft hij ontzag.

Zo hoog in de boom zit hij nu ook weer niet.  

2 Comments

Add yours →

  1. Marijke Huberts november 5, 2021 — 09:16

    dag Piet, ik vond het een heel leuk artiekel! Jammer, dat mijn Jan, onlangs overleden, er niet meer van kan genieten. hij was een echte vogelliefhebber, we hebben ook wel een aantal boeken over alle mogelijke aspecten van het vogelleven.
    ik schrijf me graag in voor jouw nieuwsbrief! groeten Marijke

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: