20 oktober 2021
In perfecte cirkels staan ze in het grasland: grote witte schijven die lijken op met chocolade vlokken besprenkelde beschuiten. Van dichterbij is te zien dat de beschuiten op stelen staan. Bruine stelen met witte kransen erom, als losjes omgeslagen shawls. Het zijn parasolzwammen en ze zijn in heksenkringen vergaderd. Grote kringen van meer dan vijf meter doorsnede en kleinere van amper een meter. Het werkt betoverend. En de magie verdwijnt niet als je weet hóe het werkt. Als je weet dat de kringen niet door heksen zijn veroorzaakt maar door ondergrondse zwamvlokken die in alle richtingen uitgroeien. Als je snapt dat op hun route de voedingsstoffen uitgeput raken, waardoor de schimmels naar het centrum toe afsterven. En dat je daarom juist aan de rijke randen de vruchtlichamen, de paddenstoelen, omhoog ziet komen, elk jaar opnieuw, elk jaar een stukje verder waardoor de kringen steeds groter worden.


De heksenkringen horen bij de herfst, net als de wolken die in rep en roer zijn omdat de nachtelijke koude met warmte wordt aangelengd. Luchtlagen die zich in de nacht nog gedwee op elkaar stapelden, komen in beweging. Donker- en lichtgrijze banen kruipen op langs de westelijke horizon boven het Riels Laag. Hoger aan de hemel beginnen die banen geleidelijk aan te golven, eerst als een kabbelende beek, lieflijk licht en donker, met een vleugje oranje erdoor, daarna beweeglijker, met golven die krullen krijgen en dan opzwellen tot woeste kolken met bleke pluimen als schuimvlokken op de branding. Zachtjes aan begint de wind de pluimen als wol uiteen te rafelen in lange witte plukken. Een sperwer scheert voor de golven uit waardoor een groep eenden verschrikt langs de rietkraag omhoogvliegt. Dan worden de gewelfde wolken langzaamaan uitgesmeerd over een groot grijs vlak, alsof het scherm wordt schoongeveegd voor een nieuwe voorstelling. De grote alleenstaande populier langs het ven begint hevig te ritselen. Kort daarna gaat het regenen.

De regen ingejaagd
Kraaien, kauwen en houtduiven schuilen niet maar vliegen in grote hechte groepen onrustig heen en weer. Het is een havik die ze de regen injaagt, een jong vrouwtje. De grote bruine vogel komt laag over het struweel aanvliegen, glijdt dicht langs een paar oude eiken en landt in de grote populier. Twee zwarte kraaien gaan meteen op veilige afstand boven haar in de kruin zitten en roepen aanhoudend kraaa-kraaa om hun ongenoegen onmiskenbaar te maken. De havik, die ik inmiddels door de telescoop bekijk, tuurt met haar lichtende gele ogen gespannen naar boven. Een van de kraaien vliegt uit de boom en werpt zich dan in een serie dreigende duikvluchten in de richting van de havik die haar belager nakijkt alsof ze een tenniswedstrijd volgt. Er komen meer kraaien in de boom zitten totdat de zwartrokken met hun achten boven de havik ostentatief boos zitten te wezen.
Zoals alle roofvogels heeft de havik geduld. Hoe onrustig ook, ze blijft zitten waar ze zit. Na een half uur vinden twee kraaien het welletjes en gaan ervandoor. Spoedig daarna vertrekken er meer, totdat er nog slechts twee overblijven. Die gaan pas als de havik er zelf vandoor gaat, maar dan zijn we al een uur verder. De havik schiet opnieuw een boom in, klimt omhoog, met wapperende vleugels om haar evenwicht te bewaren, totdat ze de kruin bereikt heeft.
Ze zal geen tweede keer op zich neer laten kijken.
Mooi Piet!
LikeLike
Prachtige beschrijving. Bijzonder blij dat ik het woord ‘stuweel’ weer eens lees.
LikeLike
Weer mooie observaties, Piet👍👍
LikeLike
Beste Paul,
Een late reactie, excuses. Fijn weer een bericht van je te lezen!
LikeLike