Bretagne, 9 juli 2021
Het is windstil, even over tienen. De zon is verdwenen achter de westelijke horizon die nog rozerood nagloeit. De velden langs de Baai van Morbihan beginnen donker te kleuren, daar komt geen licht meer bij. De dag loopt op zijn laatste benen. Dan ineens verschijnen er witte vlekken boven het veld. Vlekken worden vogels. Vogels worden kokmeeuwen. Met honderden fladderen ze rond, laag over geschoren grassen, in spierwitte gewaden. Als engeltjes. Hun opgewonden kreetjes doorbreken de stilte. Het worden er steeds meer, tegen de bleke lucht zie ik ze uit de verten naderbij komen. Ze voegen zich bij de dans, die er feestelijk uitziet.
Een gezoem bij mijn oor. Een kevertje. Een van de vele, blijkt al gauw, want ik zie de een na de andere haast plechtstatig opstijgen uit het donkere veld. Het laatste avondlicht schijnt door hun geelbruine vleugeltjes. Veel meer krijg ik van de diertjes niet te zien. De kokmeeuwen vliegen laag over het gras, schieten soms plotseling de lucht in en voeren snelle zwenkingen uit. Dan ineens, om 22.32 uur precies, is het feest afgelopen. De kokmeeuwen vliegen weg, de uitbundigheid van zojuist glijdt van ze af als ze koers zetten naar de rivier. Daar landen ze op het water waarop de dag langzaam uitdooft.
Die kevers en kokmeeuwen zullen wel iets met elkaar te maken hebben, maar zeker weten doe ik het niet. Daarom zit ik de volgende avond om tien uur weer aan het veld, in gespannen afwachting van wat er komen gaat. Het waait flink. Warempel, om tien over tien zijn de witte engeltjes er weer, aanvankelijk met zijn tienen, al gauw met bijna vijftig. Maar ik zie geen kevers. Na vijf minuten houden de meeuwen het voor gezien en verzamelen ze zich met honderden bijeen op het water. Geen feest vanavond. De kevers zijn laat, pas om 22.25 zie ik er hier en daar een opstijgen vanuit het gras – veel minder dan gisteren. Het zal de wind zijn.
Rendez-vous
De avond erop zit ik er weer. Geen wind. Even voor kwart over tien zijn de meeuwen er weer. Tegelijk met de kevers. Die stijgen op uit het gras, scheren zoemend langs en gaan de bomen in. Ik krijg het sterke vermoeden dat de kevers deze avondschemer benutten voor een rendez-vous waarbij ze niet in de gaten willen lopen. En de kokmeeuwen, die hebben dat door. Zij willen naar de bruiloft, uitgenodigd of niet. Om van de rijke dis te genieten. Ik zie ze zweven en zwenken, uitvallen doen naar de kevers in hun roze wereld. Ook de vleermuizen zijn gekomen. Ze scheren vlak langs de bomen, grijpen hun kansen aan de rand van het feestterrein. De meeuwen vliegen laag, pakken de kevers van onderen af, omdat die tegen de lichte lucht beter te zien zijn. En net zoals de eerste avond verlaten ze exact op dezelfde tijd, om 22.32 uur, het feest en landen in het halfdonker op het water.
Intussen kruip ik op mijn knieën door het gras in de hoop een van de keverbruiden of -bruidegommen te vinden. Ik zie iets bewegen in een vette graspol, grijp ernaar en het volgende moment kietelt een kevertje in mijn hand. Ik neem hem mee, zet het wurmende diertje onder een glas: een bruin kevertje van anderhalve centimeter. Na een minuutje haal ik het glas weg. Omdat het diertje niet meteen in de gaten heeft dat het vrij is, kan ik snel een foto nemen. Een foto van een junikever.

Ze hebben ze me helemaal in hun greep, de kevers en de kokmeeuwen. De volgende avonden zit ik steeds om tien uur aan het veld. En ook op de derde en vierde avond komen de kokmeeuwen precies om 22.12 uur en vertrekken wederom exact 20 minuten later.
Samen uit, samen thuis
De avond erop, de vijfde inmiddels, zijn er vanaf 22.10 uur opnieuw kevers, maar minder dan de laatste avonden. Tevergeefs wacht ik op de kokmeeuwen. Ze komen niet. Niet een! En de avond erna evenmin. Komen de meeuwen alleen naar een bruiloft als de dis rijk genoeg is?
In Kevers van Reclaire (1951) lees ik meer over de keverbruiloften en wat er aan voorafgaat. Ik lees dat de larven van de junikevers in de grond leven en zich met wortels van grassen en granen voeden, dat de vrouwtjes niet zo vaak worden gezien, maar de mannetjes des te vaker als ze tegen zonsondergang beginnen te zwermen. Dat de kever de gewoonte heeft “enige avonden achtereen omstreeks 10 uur zomertijd uit de grond te komen. Zij vliegen dan een kwartiertje rond voor hun bruidsvlucht en verbergen zich dan weer schielijk in de aarde. Om 10 uur 10 zou er geen meer te zien zijn!”. Dat komt aardig overeen met mijn observaties, zij het dat ik ze niet terug naar de aarde heb zien gaan en de tijden subtiel afwijken (maar goed, we zijn ruim een halve eeuw verder en een stuk zuidelijker op de wereldbol dan Nederland, waar de genoemde waarneming werd gedaan). Blijkbaar hadden de kokmeeuwen al ingezien dat de bruiloftsfeesten op hun einde liepen.
En áls ze naar een feestje gaan, dan gaan ze met zijn allen. Zo zijn kokmeeuwen.
Geef een reactie