Op de vleugels van de wind

[Column verschenen in: Thuis in Zorgvlied, Wijkkrant van, voor en door de inwoners van de wijk Zorgvlied, Tilburg, mei 2021. De titel ontleende ik aan het gelijknamige boek van Theunis Piersma (2000, Uitgeverij Uniepers)]

Het is 5 juni 1997, halfelf ’s avonds. Het schemert al flink. Ik sta in mijn achtertuin met de verrekijker in de lucht te turen. Dat doe ik al vanaf 10 uur, zodat ik lamme armen begin te krijgen. Maar ik houd vol. Wat is nu zie, zie ik voor het eerst, en zou tot op de dag van vandaag eenmalig blijven. Hoog ik de lucht vliegen zo’n veertig gierzwaluwen, met blote oog niet te zien, met de verrekijker niet meer dan minuscule ankertjes. Luid krijsend en elkaar najagend waren ze aan hun langzame klim begonnen. Haast eindeloos hadden ze grote ronden gevlogen, eerst laag, dan weer hoger, dan ineens weer laag. Het was haast tergend. Maar ik moest en zou het een keer in mijn leven zien, dat er vogels bestaan die niet op de grond, in een boom, of in een gebouw de nacht doorbrengen, maar in de lucht.

Ze gaan hoger en hoger, ik kan ze niet meer horen. De zon die al lang niet meer op de aarde schijnt werpt nog een flauwe gloed op de vogels. Ze gaan steeds dichter op elkaar vliegen, en dan, als ze weinig meer dan stippen in de kijker zijn, wordt hun vlucht rustiger, ze cirkelen niet meer. In slagorde schommelen ze met een ondiepe snelle vleugelslag, de koppen in de zuidoostelijke wind, die daar op grote hoogte waait. Slechts af en toe – op initiatief van een of twee vogels – wentelt de groep even naar een nieuwe positie waar ze nog comfortabeler op de wind rusten. En zo drijven ze de nacht in.

Deze hoogvliegers zijn onvolwassen vogels, nog zonder nestplaats. De oudere vogels slapen op het nest. De volgende morgen scheerden de jonge gierzwaluwen weer als vanzelfsprekend tussen de andere vogels, alsof ze niet weg waren geweest.

Evengoed verdwijnen alle gierzwaluwen jaarlijks in augustus ongemerkt uit ons land. Om het jaar daarop, begin mei zomaar ineens weer krijsend rond onze kerktorens te vliegen. Op 23 april had ik al een voorproefje. Als ik niet naar die hoog boven de Regte Heide zwevende buizerds had staan turen, had ik de drie zwijgzaam scherende gierzwaluwen over het hoofd gezien. Vroege vogels, die nog op reis waren. Inmiddels, nu het wijkblad op de matten gevallen is, hebben ze alle hun plek gevonden.

In onze winter suisden zij door de blauwe lucht van zuidelijk Afrika. Daar hadden ze nog wel een mysterie achtergelaten. Want waar slapen ze in hun wintergebied, waar ze immers niet nestelen? Juist ja, in de lucht. In al die maanden hebben ze niet naar het aardse getaald. Want gierzwaluwen behoren de hemel toe.

4 Comments

Add yours →

  1. Jeroen Stevens juni 2, 2021 — 11:00

    Amen.Wat een prachtig verhaal weer Piet.

    Goet Jeroen en Grietje

    Like

  2. Mooi. Maar zou het een rustige slaap zijn, daarboven, of een soort hazenslaapje waaruit je toch elke keer wakker schiet? Vooralsnog ben ik niet jaloers.

    Like

    • J.Erftemeijer@hetnet.nl juni 2, 2021 — 14:06

      Het lijkt me fantastisch…wat zijn dat toch een ongelofelijke vogels, ik zie ze vanuit mijn achtertuin en ik ben gewoon jaloers op ze!

      Like

Geef een reactie op J.Erftemeijer@hetnet.nl Reactie annuleren