Blauw tegen wit

9 april 2021

De grimmigheid van afgelopen dagen was vanochtend nog voelbaar. Die periode was in alle opzichten instabiel geweest. Even leek het nog dat de lente zich niet meer zou laten verdrijven. Tere blaadjes ontvouwden zich aan struiken en bomen. Veel koperwieken en kramsvogels hadden het land al verlaten op weg naar hun subarctische broedgebieden. Boerenzwaluwen waren teruggekeerd uit Afrika en zochten hun boerenschuren weer op. De blauwborst, de fitis, zelfs de boompieper, alle waren ze weer hoopvol teruggekeerd vanuit hun zuidelijke overwinteringsgebieden.

Toen sloeg de winter terug. Met diepdonkere wolken had hij zijn offensief aangekondigd en spoedig kwamen zulke dikke sneeuwvlokken naar beneden dat het leek alsof ergens een groot kussen was ontploft. Het was ronduit provocerend om de sleedoorns die al wit waren van de bloesem nog eens met een witte laag sneeuw te bedekken. Een paar dagen leverden lente en winter een grimmige strijd. Blauw tegen wit. 

Overspannen reactie

Vanochtend lijkt de kou nog niet geheel verdwenen, maar de wind is gaan liggen. In alle vroegte ga ik even naar het beekdal. Het water van de winter heeft zich verzameld en stroomt nu met een heerlijk vaartje door het moeras. Daar hoor ik vreemde geluiden, als een vinger over een kammetje, meteen gevolgd door een ijl en langgerekt sriet-sriet. Ik zie de vogel even vlug-vlug als een schim van stengel naar stengel door het riet gaan. Ik houd het voorlopig maar op een experimenterende blauwborst, maar ben niet honderd procent zeker van mijn zaak. Vanuit de beemd klinkt de hese kreet van een fazant, meteen gevolgd door snorrend vleugelgefladder. De waterrallen beginnen meteen te krijsen. Dat lijkt een nogal overspannen reactie en je zou kunnen denken dat het op toeval berust. Maar even later gebeurt het opnieuw: eerst de fazant, meteen daarna de waterrallen. Dat had ik al eens eerder gehoord, in de Dordtse Biesbosch, waar ik in mijn tienerjaren vlakbij woonde. Het was op een warme zomeravond dat ik met mijn broer aan een uitgestrekt rietveld stond. Ook toen had zo’n fazant dat salvo van krijten en vleugelgeroffel gegeven. Van alle kanten uit het rietveld hadden de waterrallen het op een krijsen gezet alsof de haan ze had opgezweept voor de strijd. Wat zo’n fazant bij die waterrallen teweeg brengt blijft voor mij een raadsel. 

Als ik een tijdje stilletjes achter een wand van riet zit, komt een rietgors naar buiten. Hij gaat vlak voor me zitten, is uiterst nieuwsgierig naar de vreemde snuiter die in zijn achtertuin zit. Met zijn heldere tsieuw brengt hij ook zijn partner ook de hoogte. Die antwoordt trouw op elke oproep. 

Rietgors

De zon begint op de komen en trekt de kou wat uit de lucht. De kneutjes in een oude eik langs de Lei zingen opgewekt. In het warme licht kleuren ze zachtroze. De lente lijkt de strijd te gaan beslissen. Ze heeft de donkergrijze wolken verdreven. Slechts wat dunne grijze slierten staan als feestwimpels in het blauw. Ik sta inmiddels op de Aesvoortsedijk. Dichtbij in een struik zingt een heggenmus. Hij stoort zich totaal niet aan me, maar dat komt misschien doordat ik langs hem ben gelopen zonder hem aan te kijken.

Heggenmus

Even verderop in een wilg zingt een fitis. Ook al onverstoorbaar. Ik sta een tijdje stil bij zijn fijnbesnaarde weemoedige liedje. Ik denk dat hij voor mij zingt – of tegen mij, het is maar hoe je ’t bekijkt. Ik duik het bos in en ga daar urenlang rustig zitten kijken naar spreeuwen. De man zingt, zijn zang wordt beloond door een vrouwtje. Ze komt naar hem toe buigt voorover en een paring volgt. Even later duiken ze samen een nesthol in. Hij komt al gauw alleen naar buiten. Zij gaat bouwen, hij begeleidt haar met zang. Even steekt ze haar kop naar buiten en blijft minstens een minuut zo zitten. Wie zegt dat ze op dat moment niet in opperste concentratie naar zijn concert luisterde?

Spreeuw, mannetje, vliegt aan op nesthol.

Ook de zwartkoppen zijn vol goede moed. Een mannetje zingt vlak boven me. Hij springt van vlier naar vlier en gaat dan het bos in. Hij heeft een vrouwtje bij zich. Het volgende moment zie ik hem bovenop een braamstruik met een strootje in zijn snavel. Ze gaan een nest bouwen.

Zwartkop mannetje
Zwartkop vrouwtje

Geen wolkje aan de lucht. Ik voel de warmte van de zon. Blauw heeft gewonnen.

10 Comments

Add yours →

  1. Jan Erftemeijer april 10, 2021 — 11:05

    Mooi!!! Ik vind het weer een superfijn stuk. En die foto’s…!!! Groetjes, Jan

    >

    Like

  2. norbert de Vries april 10, 2021 — 11:41

    bewonderenswaardig hoe iemand urenlang naar zo iets onspectaculairs als een paar spreeuwen kan gaan zitten kijken.

    Like

  3. Mooi beschreven! Het voelt of ik er zelf was…

    Like

  4. Dan zitten we nu kennelijk in de verlenging, ik zie buiten witte vlokken neerdwarrelen.

    Wederom prachtig beschreven. Voor wie héél vroeg uit de veren kan, geduld heeft en stil kan blijven zitten, wacht er veel moois. Kennelijk met de juiste verrekijker en voor daarna ook nog de juiste telelens. Kennis van de gepassioneerde bioloog-wetenschapper als belangrijkste gereedschap, maar die attributen helpen zo te zien ook. Zeker voor ons, de bewonderaars.

    De informatie over fazanten, in Zeeland vaak te bewonderen, heb ik nog steeds niet helemaal scherp. Dat is toch een niet-inheemse soort? Is die hier nou ingeburgerd en thuis, of wordt die gewoon nog elk jaar uitgezet voor de jagende medemens?

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: