Voorjaarsstemming

16 maart 2021

De winter maakt geleidelijk aan plaats voor het voorjaar. Een paar dagen geleden hadden de plassen op de paden nog een dun laagje ijs. Het warme licht van de ochtendzon speelde met structuren. Het was alsof alle voorjaarskleuren er al in gevangen waren. Sommige leken op fossielen van vogelvleugels.

Over vogelvleugels gesproken: die dag kwam er een rode wouw over met zijn forse hoekige vleugels en diep gevorkte staart. Die was op reis naar zijn broedgebied, waarschijnlijk ergens in Noordoostelijk Europa, maar wie zegt dat hij het niet in Nederland zal proberen, zoals een klein aantal vogels de laatste jaren deed? Er vliegen sowieso steeds vaker groepen vogels noordwaarts over, groepjes van tientallen zangertjes, waaronder vinken. Die hebben nog even te gaan, terwijl de hier broedende vinken de slag al enkele weken te pakken hebben. Dat geldt ook voor de spreeuwen: terwijl in het Amerikaanse eikenbos de spreeuwen met hun gele voorjaarssnavels vrolijk zitten te kwetteren vliegen er groepen spreeuwen over op weg naar noordelijker bestemmingen.

De veldleeuweriken waren al enige tijd op volle sterkte. Aan alle kanten stijgen ze kwetterend op uit de heide. Er wordt nog steeds ruzie gemaakt, al zal het niet lang meer duren totdat de finale posities zijn ingenomen. Alleen vreemdelingen die zich dan nog proberen te vestigen worden onmiddellijk aan hun zang herkend en krijgen de volle laag. 

Machtsvertoon

Even verderop, klinkt de Vijfde Symfonie van de geelgors weer. Met zijn felgele verenkleed zit hij mooi te wezen, boven in een grove den. Bij elke zangstrofe gooit hij vol overtuiging zijn kop in de nek en kijk ik in zijn bloedrode keel. Niet ver van hem vandaan zingt een boomleeuwerik, niet de over elkaar rollende tonen die hij in de lucht laat horen, maar een eenvoudiger maar krachtig piep-wieuw. Ik vind hem op een paaltje. Hij buigt naar voren, als een duif die zijn partner het hof maakt, komt dan overeind, maakt zich zo slank als een balletdanseres, slaat een paar keer driftig zijn vleugels uit en spreidt zijn donkere staart met witte zijvlaggen. Dit is geen hofmakerij, maar machtsvertoon jegens rivalen. Kort daarna vliegen ze met zijn drieën de lucht in en keert de eigenaar van het terrein alleen terug. De rivalen zijn kennelijk onder de indruk geraakt.

Wintertalingen

De wintertalingen liggen verspreid over de oever van het ven. Vele zijn al gepaard. Ongepaarde mannen doen nog hun best om een vrouwtje in te palmen. Mannetjes van elders worden door hun gefluit aangetrokken, landen erbij en beginnen zich ook uit te sloven voor de vrouwtjes. Van achter de rietkraag klinkt de jodelende baltsroep van de dodaars. Kraaien verjagen nu als paartjes ongenode gasten. Zo’n paar speelt hoog spel met een havik. Gedrieën zitten ze in dezelfde boom. Van tijd tot tijd vliegt de havik op, de kraaien zijn dan ook meteen op de wieken en er ontwikkelt zich een spel waarbij de havik meestal achter de kraaien aanzit, maar de rollen zich ineens kunnen omdraaien als de kraaien wat overmoedig worden. Even later zie ik een dergelijke krachtmeting tussen kraaien en een sperwer, maar in die relatie hebben de kraaien wat meer te vertellen.

Groene specht, vrouwtje (geheel zwarte baardstreep).
Pimpelmees

Steeds vaker hoor ik groene spechten, ook zij komen in voorjaarsstemming. Koolmezen zeggen me de wacht aan als ik langskom. De pimpelmezen zijn wat bescheidener en houden zich vooral met elkaar bezig. De koperwieken maken het voorjaarsgevoel compleet. Een muur van gekwetter bouwt zich op bij de plas die ik, om een reden die ik niet hoef uit te leggen, het hondenven ben gaan noemen. Toch zijn de koperwieken nog verrassend moeilijk te vinden. Maar dan vind ik ze toch, verspreid in de wilgen, niet in de toppen, dat is te link, maar diep in de boom, onopvallend. Hun hormonen beginnen op te spelen, maar ze laten zich nog niet helemaal gaan. Eerst nog een stuk vliegen, zorgen dat ze de reis overleven. Pas als ze weer thuis zijn, in de berkjes van de taiga, gaan de remmen los. Alles op zijn tijd.  

________________

Bronnen:

Briefer E., Aubin T., Lehongre K. & Rybak F. 2008. How to identify dear enemies: the group signature in the complex song of the skylark Alauda arvensis. Journal of Experimental Biology 211:317-326.

Glutz von Blotzheim, U.N. 1985. Handbuch der Vögel Mitteleuropas. Band 10/1: Lerchen und Schwalben. Aula Verlag GmbH, Wiebelsheim.

3 Comments

Add yours →

  1. Piet, bedankt Voorde mooie verhaal, steeds weer.
    Fijn om te lezen.

    Afgelopen dinsdag zag ik vanuit de vogelkijkhut Tapsmoer een paartje pijlstaarten!
    Nog nooit gezien hier. Wat een bijzonder gebied toch, zo vlak bij huis. (Tilburg)

    Like

  2. Vele vogels, prachtig beschreven.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: