22 januari 2021
Het is net licht, de zon moet nog opkomen, maar zal door wolken niet te zien zijn. De grauwe ganzen zijn er niet, wat veel decibellen scheelt. Ook zijn er geen grote groepen lijsters meer. Je zou denken dat de winterrust voorgoed is neergedaald.
Maar schijn bedriegt. In een ranke boom met uitzicht over het beekdal zit een havik. Ik richt de telescoop en aan het forse formaat, de roomkleurige borst met strepen overlangs, zie ik dat het een jong vrouwtje is. Ik ken haar. De hoge boom is haar favoriete plek van waaruit ze haar jachtterrein kan overzien. Geregeld jaagt ze hier de watervogels de stuipen op het lijf. Zoals de wintertalingen die onlangs met meer dan honderd tegelijk in paniek heen en weer door het dal scheerden. Ook nu is de havik alert. Ik zie haar opgewonden knikken met de kop, haar goudgloeiende ogen even oplichtend. Ze heeft iets gezien en schat afstanden in tot haar doel. Een paar seconden later laat ze zich uit de boom vallen en zit op het volgende moment twee houtduiven op de hielen. Die komen met de schrik vrij. De havik keert terug op haar post. Na amper twee minuten verlaat ze de boom opnieuw. Ze duikt omlaag, drie kieviten vliegen verschrikt op. De havik verdwijnt uit het zicht.

Ik loop een stukje verder over de Aesvoortsedijk. Acht spreeuwen zijn zojuist in de top van een eik geland, in een boom ernaast nog twee. De vogels zingen wat, ik herken het voorjaarsgejodel van de wulp en hoor ijle dalende tonen als van vuurpijlen. Simpele etudes zijn het, nog lang niet het niveau dat ze nodig hebben om een vrouwtje voor een nesthol te interesseren. Maar ze hebben nog tijd. Hun hormoonspiegels zullen de komende maanden hun zangkwaliteiten nog tot grote hoogte gaan opstuwen. De spreeuwen doen een heen-en-weertje naar het Amerikaanse eikenbos, waar ze waarschijnlijk zullen gaan broeden. Ze vliegen twee-aan-twee, als paartjes. Even later vertrekken ze naar de velden van het beekdal.
Ik volg hun voorbeeld en loop om het eikenbosje heen naar de laagte. Het pruup-pruup van wintertalingen klinkt luid en dichtbij. Even later zie ik ze vlak langs de rietkraag, tientallen mannetjes bijeen die zich met knikken, buigen en kleurvertoon uitsloven voor de paar vrouwtjes in hun gezelschap. Verderop langs het beekdal wandelt een donkere buizerd met trage stappen door het gras. Op mollenjacht. Zijn culinaire belangstelling voor mollen en muizen wordt gedeeld door vier grote zilverreigers en een blauwe reiger die elders in het veld paraderen.
Gedeelde belangen
In de modderige oever van de beek heeft zich een hechte groep kieviten verzameld. Ik schat 120 vogels. Er lopen wat spreeuwen bij, wat geen verrassing mag heten want spreeuwen en kieviten zijn vanwege gedeelde belangen vaak samen. Beide houden ze van wormen en larven die in het gras leven; samen zien ze een roofvogel sneller aankomen.
En dan ineens zijn alle kieviten in de lucht. Ze gaan hoog. De spreeuwen zijn erbij. Dat kan maar één ding betekenen: een roofvogel, waarschijnlijk de havik. Minutenlang vliegen ze rond en dan lijkt het gevaar geweken en dalen ze af naar hun fijne plekje aan de oever van de beek.

Ik verlaat de laagte en loop langs de bosjes van de Aesvoortsedijk terug. Van links een schel alarm van een koolmees, dan meteen van rechts een kort kra van een geschrokken zwarte kraai. Daartussenin scheert een sperwer. Even mindert hij vaart voor een uitval naar een holenduif. Gemist. Dan suist hij verder naar het kruidenveld, op zoek naar de honderden vinken die daar van de rijke zadenoogst genieten.
Winterrust, dat is meer iets voor bomen.
Heerlijk om te lezen Piet! Bedankt!
LikeLike
Heel graag gedaan, Willy. Dank weer voor je enthousiaste reactie.
LikeLike
Altijd een spannend verhaal: gelukkig kennen vogels geen lockdown!,
LikeLike
Zo is het, Paul. Als wij ons een beetje inhouden, kunnen we de vogels wat meer ruimte geven.
LikeLike
Dank je wel voor weer je mooie verhaal Piet, we genieten hier ook al weer van de vogel-voorjaarsgeluiden.
LikeLike
Wow, alleen al van de roofvogels een havik, een buizerd en een sperwer. Niet alleen zij hebben dan een scherp oog zeg! En zo’n verrekijker of telescoop (?) moet ik beslist ook ooit eens aanschaffen. Dat je niet alleen kunt zien wat voor vogel het is, maar zelfs of het een mannetje of vrouwtje is. Hoewel, dat zal voor de normale sterveling zonder universitaire studie biologie en zonder uitgebreide vogel-veldstudies wel een illusie blijven.
Dat boek “Havik” van die Engelse schrijfster van een paar jaar geleden ken je natuurlijk wel? Mooi boek, misschien tenzij je tegen dat africhten van een havik bent.
LikeLike
Beste Toine, dank voor je mooie reactie. Denk niet dat het voor een niet-bioloog een illusie is om vogels te leren kennen. Niet alleen is het gros van de vogelaars geen bioloog, maar bovendien leren biologen heel andere dingen dan het herkennen van dieren – dat doen ze maar in hun eigen tijd, spelenderwijs. En ja, H is for Hawk van Helen McDonald was prachtig – ook al ben ik tegen het africhten van haviken.
LikeLike
Toch eens kijken naar zo’n vogelaargroep. Zijn die er veel?
LikeLike