Uilen en muizen: predator-prooicyclus?

Bijdrage van 23 september 2020 aan de Facebookpagina van Netwerk Uilenbescherming Brabant
[De tekening van de velduil is van Jos Zwarts]

 

Gouden jaren hadden ze, de uilen, in 2004-2005, in 2014-2015 en in 2019 opnieuw. Op veel plaatsen in Nederland, vooral in Friesland, krioelde het van de veldmuizen. Velduilen kwamen van heinde en verre – vermoedelijk vooral uit Scandinavië – om van de vleselijke rijkdommen te profiteren. Ook steen- en kerkuilen kregen uitzonderlijk veel jongen. De kerkuilen brachten soms wel drie broedsels groot in een seizoen. 

De omstandigheden waren grosso modo bij alle uitbraken gelijk. De muizen hadden een milde winter achter de rug, de koeien stonden op stal zodat de muizen de wei voor zich alleen hadden. Met het mooie weer konden ze de bloemetjes eens flink buiten gaan zetten. En zich voorplanten, dat deden ze als de beste. Op een leeftijd van twee weken konden ze al van de partij zijn. Met vier tot vijf worpen per jaar kon een clubje van 10 vrouwtjes uitgroeien tot een populatie van 10.000 muizen. Gewoonlijk kregen ze om de drie tot vijf jaar wat meer jongen dan normaal. Maar nu waren het er zoveel dat het een uitbraak of plaag genoemd werd. Op een land zo groot als een voetbalveld konden dan meer dan vierduizend muizen rondscharrelen. Dat werd dus gatenkaas.

Voor de boeren een hel, voor de uilen walhalla. Die wisten flink van de plagen te profiteren en kregen door de jaren heen meer jongen naar gelang er meer muizen waren. Maar in hoeverre reageerden de muizenpopulaties op hun beurt op die van de uilen? 

In klassieke handboeken over ecologie worden populaties van roofdieren en die van hun prooien in hun onderlinge verhouding vaak voorgesteld als een predator-prooicyclus. In ons geval zou dat betekenen dat meer muizen leidt tot meer uilen, die dan tezamen meer muizen gaan eten en zo de muizenplaag gaan bestrijden. Maar zo simpel is het niet. Zelfs als we weten hoeveel muizen door de uilen gedood worden, vertelt ons dat niets over de groeisnelheid van de muizenpopulatie. Zolang de muizen meer muizen bijmaken dan de uilen kunnen verwijderen, blijft hun populatie groeien. Bovendien gaan de muizen als ze met vele zijn elkaar in de weg zitten. Er kan voedseltekort optreden en stress, waardoor vrouwtjes minder vruchtbaar worden, of meer vatbaar worden voor parasieten en slecht weer. In dat geval drukken de muizen zelf hun aantallen. Dan kan er een omslagpunt ontstaan waarbij de uilen meer muizen gaan eten dan er bijkomen. Die raken door de hoge predatiedruk extra gestrest wat hun voortplanting nog meer remt. De daling van de muizenstand wordt dan duidelijk niet alleen door de uilen – al dan niet in samenwerking met andere muizeneters – veroorzaakt. Het blijkt allemaal reuze complex en moeilijk te onderzoeken: er is steeds een samenspel van factoren (sterfte, aanwas, voedsel, weersomstandigheden, sociale controle onder de muizen, mobiliteit van predator en prooi, prooi-spectrum) dat de dynamiek van beide populaties bepaalt.

Hoe dan ook geldt dat de eenvoudige predator-prooicycli als model hun tijd wel hebben gehad. Ze gaan ervan uit dat roofdieren noodzakelijk en voldoende zijn om populaties van prooien te doen schommelen. En dat is toch echt onhoudbaar gebleken.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: