15 juni – Hoe zouden de wulpen het in het Riels Laag doen, heb ik mij telkens afgevraagd. Zouden de grote jodelende steltlopers hier jongen kunnen grootbrengen? Van de ongeveer duizend paren die in de jaren 80 van de vorige eeuw nog in Midden- en Oost-Brabant broedden, zijn er nog hooguit enkele tientallen over. De drie grote plagen, verdroging, vermesting en verzuring, waardoor we het korhoen al zijn kwijtgeraakt, bedreigen nu ook de wulpen.
Rondom de Regte Heide heb ik niet meer dan twee paren gezien. Van tijd tot tijd zag ik in de verte een of twee van die schuwe kromsnavels vliegen of rondlopen, nu eens in boeren grasland wat hogerop in het Leidal, dan weer in de natte grazige velden langs het water. Op de heide zelf heb ik ze nooit aan de grond gezien. Volgens mij broeden ze daar niet meer. Te veel mensen, vrees ik. De vogels vliegen er uitsluitend overheen, als ze vanuit het Riels Laag naar de weilanden oostelijk van de hei vertrekken om naar insecten te peuren. Baltsen deden ze ook, alweer maanden geleden: jodelende rondvluchten boven de heide en over de velden langs het Riels Laag. Maar een nestelende vogel? Kuikens? Vergeet het maar, ik kreeg ze niet te zien. Het was hun verbetenheid jegens kraaien en de vos in mei en juni die mij duidelijk maakten dat ze wel degelijk nageslacht moesten hebben. Maar dat wisten ze voorlopig heel goed verborgen te houden.
Op 10 juni leek daar verandering in te komen. Om vijf uur, in het halfdonker, hoorde ik het typische jodelen. Ik tuurde de kanten van het Riels Laag af. Ik kon vijf wulpen onderscheiden. Ze drentelden onrustig heen en weer langs de kant. Een zenuwachtig wulíep gevolgd door langgerekte trillers leek een vertrek aan te kondigen. Precies dat gebeurde. Niet vijf maar zeven vogels vlogen over mij heen oostwaarts. Voorzover ik kon zien hadden alle vogels gave, volgroeide vleugels. Zouden dat vijf volgroeide jongen zijn, begeleid door hun ouders?
Routine
Om 12 juni ging ik er weer heen. Als dit vroege vertrek naar de voedselgronden een routine was, zou ik ze opnieuw kunnen zien. En ze waren er, zelfde tijd, zelfde plek. Maar deze keer stonden er geen zeven wulpen in het water, maar negen. Volgens protocol klonk het gejodel en vertrokken zeven wulpen oostwaarts. Twee bleven achter, die vertrokken 2 minuten later.
Vandaag hetzelfde liedje. Weer negen wulpen. Nerveus gejodel kondigt weer hun vertrek aan. Precies kwart over vijf gaan er zeven naar het oosten, twee blijven achter. Dit is wat ik vermoed: de zeven vogels zijn een gezin – twee oudervogels met vijf volgroeide jongen. De twee wulpen die achter zijn gebleven zijn een kinderloos echtpaar. Zo zouden de wulpen hier toch maar vijf jongen hebben grootgebracht. Ik tel ze bij mijn zegeningen.
Jong spul
Hier en daar komt de dophei in bloei. Aan de bosrand ratelt een nachtzwaluw, het duurt niet veel langer dan een seconde. Dat doen ze wel vaker in de vroege ochtend. In het oude eikenbos kom ik oog in oog te staan met een reegeit. Ze vlucht niet. Wat ik vermoed – en hoop – is het geval: tussen het hoge gras staat een gespikkeld kalfje. Het gaat drinken bij de moeder. Deze laat het gebeuren en houdt mij intussen scherp in de gaten. Maar dan ineens is het genoeg en gaat moeder er met grote sprongen vandoor, de kleine huppelend in haar kielzog.

Dat jonge spul overal, ik word er vrolijk van. Boompiepers hebben ook jongen, dat zie ik aan de melange van groene rupsen en andere insecten die een van de vogels in zijn snavel heeft. Dat typische nerveuze piepje zit er standaard bij. Sommige jongen hebben overigens al zoveel van die hapjes verstouwd dat ze best hun eigen boontjes kunnen doppen.
Zou die zwarte specht ook nog voor zijn nageslacht in de weer zijn? Hij hakt aan de voet van een boomstronk, steeds even de kop signaalrood omhoog – haviken lusten wel zwarte specht, dat weten ze. Jonge zwartkoppen worden gevoerd, een eindje verderop jonge tjiftjafs. Een vlaamse gaai probeert een graantje mee te pikken van de nieuwe oogst. Hoog in de boom jaagt hij op jonge grauwe vliegenvangers, maar de ouders verdedigen zich zo kranig dat de gaai het op een rauw ratelen zet. Zou hij dat doen om die oudervogels schrik aan te jagen, zodat ze hun jongen alleen laten? Hoe dan ook, die vliegenvangers laten zich niet gek maken. Dat jonge grut maakt helden van ze. En ach, als de gaaien er een snaaien, is dat natuurlijk sneu, maar het zal de populatie vliegenvangers niet deren. Ook zij tellen hun zegeningen, zou je kunnen zeggen.
Mooi verhaal weer!
LikeLike
Dank, Gerrit!
LikeLike
Mooi verhaal weer!
LikeLike
Mooi Piet. Ik herken de inspiratie en motivatie. Ik schrijf veel vakantie blogs.
LikeLike
Heel leuk geschreven weer, altijd een plezier om te lezen! hartelijk dank.
LikeLike
Het is weer genieten, al dat jonge spul.
Het geeft wat hoop in donkere Caronatijden…
LikeLike
Jeetje Piet, Mooi geschreven weer, maar wat scherp die foto van die reegeit. je ziet de haren in zijn oren. Prachtig! Genieten, dank weer!
LikeLike
Dank je wel, Thed, leuk te horen!
LikeLike