Hormonen

 

 

17 maart 2020

Het spreeuwenvolkje begint zich anders te gedragen. In de vroege morgen zie ik de eerste tekenen. Bij elk bezoek wacht ik eerst op ‘de meerkoetspreeuw‘. Zoals elke morgen zou hij zich moeten losmaken van de groep vogels die van de slaapplaats komen ergens ten noordoosten van Tilburg. De eerste spreeuw komt al 11 minuten voor zonsopgang. Hij vliegt een rondje over de abeel en gaat weer verder. Om 6.40 uur, 8 minuten voor zonsopgang, vliegen weer 4 spreeuwen langs. Om 6.52 uur landen er twee op 100 meter ten noorden van de abeel. In de minuten die volgen vliegen er in plukjes nog 8 over. Om 7.06 uur landen er toch 5 spreeuwen in de abeel. Ze zijn zwijgzaam en gaan er na een minuut alweer vandoor. Ik vermoed dat steeds meer spreeuwen, waaronder de ‘meerkoetspreeuw’, zich los hebben gemaakt van de slaapgroepen en zich nu dag en nacht in een broedterritorium ophouden. 

Ik ga verder, hoor het wieto-wieto van grutto’s. Jaarlijks komen ze wel een paar weken in het Riels Laag, maar vertrekken daarna weer. Zouden ze dit jaar blijven om te broeden? Vrijwilligers van Brabants Landschap rooiden onlangs veel bomen langs het Riels Laag. Ze legden me uit dat Brabants Landschap de grutto’s willen verlokken om te blijven broeden. Hoe meer bomen, hoe beter kraaien of ander grutto-onvriendelijk gespuis vanuit de hoogte een aanvalsplan kunnen beramen. Een dilemma tussen systeem- en soortgericht beheer. En zal het überhaupt helpen? Terwijl er een stukje verderop in een oude eik een buizerdpaar zojuist een nest heeft gebouwd? 

Twee wulpen vliegen van het Riels Laag naar de heide. Het vrouwtje vliegt voorop. Ze is wat groter dan het mannetje. In het Amerikaanse eikenbos klinkt wat gemurmel. Hoog in de boomkruinen zitten enkele spreeuwen. In een van die bomen zit een oud spechtenhol, waar vorig jaar jonge spreeuwen zijn uitgevlogen. In de winter zag ik daar bij het krieken van de dag een grote bonte specht uitvliegen – die had er geslapen. Zullen de spreeuwen het hol weer weten te bemachtigen om er te broeden?  

Ik loop langs de bosrand richting Ooievaarsnest. Een vrouwtje roodborsttapuit verdwijnt met een pluk mos in de bek in het struweel. Als ik bij de oude eiken aankom, die bij elke storm weer wat takken moeten prijsgeven, hoor ik de spreeuwen al. De zang is al veel gevarieerder dan de ochtendzang van de slaaptrekkers die ik de afgelopen maanden hoorde. Dat zijn de hormonen die opspelen. Ook zie ik vaker dat spreeuwen met hun vleugels wapperen om hun optreden meer cachet te geven. 

Een van de spreeuwen zit met wat modder aan de bek bij het nesthol. Aan de mintgroene basis van zijn gele snavel is te zien dat het een mannetje is. De witte toppen van zijn borstveren zijn vrijwel geheel afgesleten. Zijn strakke kostuum glanst diepgroen in de ochtendzon. Als hij zijn kop draait kleuren kop en hals naar paarsblauw. Hier wil hij gaan broeden. Nu moet hij het vrouwtje daar nog van overtuigen. Af en toe verschijnt ze even in de buurt van de woning. Haar snavel mist die mintgroene basis. De man doet zijn best. Het tsjak-tsjak van de vertrekkende kramsvogels voegt hij toe aan zijn repertoire. Hij neemt plaats op een dikke horizontale tak, wandelt daar wat overeen. Daar wil hij het vrouwtje graag ontmoeten – een ideale plaats voor een paring. 

Hij moet nog even zijn best doen, geduld hebben. Zijn tijd komt wel.

2 Comments

Add yours →

  1. ben laureijssen april 2, 2020 — 11:55

    wat missen we veel op onze dagelijkse tocht, wanneer je deze bloemlezing tot je neemt.
    de grijze vreemde vogels

    Like

Plaats een reactie