21 januari 2020
Na drie weken Namibië, met zandhoenders in de woestijn, dwergvalken in de Karoo en leeuwen in Etosha, keer ik op een vroege dinsdagmorgen terug naar de Regte Heide.
Het is mistig. Het enige wat van ver komt is geluid, maar zelfs dat klinkt intiemer dan anders. Boven in de eik die voor me opdoemt rusten houtduiven. Ik wil ze niet verjagen, geen geklapper van bange vleugels. Ik loop om, via het vinkenveld. De kruiden komen tot aan mijn borst. Rijp valt eraf als ik ze raak met mijn jas. Honderden vinken dalen af uit de bomen en storten zich op de zaadvoorraad. Die raakt niet uitgeput.
Ik ga om het veld heen en kom uit aan de andere kant van de duivenboom. Het knispert: een pimpelmees inspecteert een gevriesdroogd eikenblad op insecten. Van verre het gehamer van een grote bonte specht. Dat klinkt weer heel anders dan de bescheiden klopgeluiden van de boomklever die op een tiental meters voor me aan het werk is. Uit dezelfde boom komt een ferme tremolo. Zo snel, dat kan er maar één zijn: kleine bonte specht. Hij zit pal naast de boomklever. Hij is beweeglijk, gaat van boom naar boom, maar komt toch weer op dezelfde plek terug.
De bomen, die stelen de show. Ontdaan van hun bladeren, naakt tot op hun bast. Ze tonen elke ronding, uitstulping en kromming van hun lichaam. Tegen de achtergrond van de witte leegte kan ik de fijnste twijgen haarscherp onderscheiden. De verstilde schoonheid van de etsen van Tanaka Ryōhei, die ik onlangs in het Leidse Sieboldhuis zag.

Onverstoorbaar. Elk jaar een groeiring erbij, hier en daar een nieuwe scheut. Langzaam maar gestaag. Eerst worden ze vooral langer, daarna alleen nog maar breder. Net als mensen.
Onverzettelijk. Waar ze beginnen, daar blijven ze. Ze vluchten niet als ze worden belaagd, ze verweren zich ter plekke. Tegen schimmels, insecten en alles wat hun groei of voorplanting belemmert. Dan waarschuwen ze ook elkaar waardoor ook de buren zich op de indringers kunnen voorbereiden.
Soms ook eenzaam. Een eik of berk die daar in z’n dooie eentje, ietwat gekromd door de wind, midden op de hei staat. In de winter krijgt hij af en toe bezoek van een klapekster of knoopt hij ondergronds intieme relaties aan met schimmels.
Die bomen, nooit eerder zag ik ze zoals vandaag.
Als Alice in Wonderland draal ik over de heide. Verderop in Landgoed de Hoevens kom ik langs een diepe kuil. Deze is ooit, wie weet hoe lang geleden, door mensen uitgegraven. Met een armzalig plasje in het midden schreeuwde hij afgelopen zomer om water.
Dat gebed lijkt verhoord want nu is de put goed gevuld. Het water is een zwarte spiegel geworden waarin ik een wereld zie van omgekeerde boomkronen, kraakhelder op de voorgrond, vager daarachter. Het spiegelbeeld is scherper dan het origineel. Minutenlang tuur ik in dit nieuwe universum. Het is alsof het me opneemt.
Gedachten aan teloorgang, die me wel eens overvallen als ik buiten ben, verdwijnen in deze mist. Wat gebeurt hier met me? Komt het omdat ik hier zo lang niet ben geweest? Tjirrp, trirrp. Een troepje staartmezen dartelen boven me in een stokoude eik. Ik zie de boomkronen tegen de witte hemel. Deze oude aangeplante bomen raken even diep als leeuwen op de savanne.
‘De natuur’ is niet een gebied waar je naartoe gaat.
Mooi geschreven, Piet. Zo voelt het inderdaad als je alleen over de hei loopt. Mooie overpeinzingen. Bedankt.
LikeLike
Dank je wel, Willem, voor je aardige reactie, en heel graag gedaan.
LikeLike
Heerlijk om weer te lezen!
LikeLike
En heerlijk om je enthousiaste reactie te lezen.
LikeLike
Erg sfeervolle impressie, Piet.
LikeLike
Dank je wel, Hans!
LikeLike
Je bent weer vol liefde terug gegaan naar je geliefde gebied na je vakantie. Ik hoop er alles van te horen a.s. zaterdag. Tot dan en bedankt weer voor je mooie verhaaltjes.
LikeLike
Altijd Hartstikke leuk je blogs te lezen Piet, ik geniet er iedere keer weer van om het te lezen he Piet.
Groeten Harrie.
LikeLike