In de vroegte van 31 mei komt vanuit het Riels Laag, laag over de bomen een ooievaar aangevlogen. Hij heeft zojuist zijn nachtelijke pleisterplaats verlaten. Oostwaarts vliegt hij over de heide heen. Een kwartier later volgt er nog een. Ook al is de ander al lang en breed uit het zicht, hij vliegt feilloos in dezelfde richting als zijn voorganger. Waarschijnlijk gaan ze op zoek naar een zompig weiland om te foerageren.
Een torenvalk staat vlak langs de Lei te bidden voor zijn eten. Met zijn duimveren gespreid houdt hij zich in balans. Hij heeft iets in het vizier, gaat een treetje lager in de lucht wiekelen, als een spin die langs zijn draad afzakt, en duikt dan met een vaart naar de grond. Hij heeft een mollige muis te pakken.
Het ijle gepiep dat ik in het ‘eikenlaantje’ van Ooievaarsnest hoor, vertelt mij dat de jonge boomklevers zijn uitgevlogen (zie blog ‘Metselaar’). Hetzelfde geldt voor de appelvinken. Een groepje, ouders met jongen, steken een open plek in het bos over. Ik tel zes vogels, maar vermoed dat het er meer zijn. Ze roepen een ijl en scherp ‘tsiep’.
Rode waas
Het landgoed De Hoevens heeft vaak de grootste verrassingen in petto. Onlangs zag ik er een hop (zie blog ‘In geuren en kleuren’). Er zit ook een zomertortel, een in Nederland zeldzaam geworden duif, die ’s winters in tropisch Afrika verblijft en hier zo verborgen leeft dat je vaak alleen maar door zijn kikkerachtige gekoer weet dat hij er is. Onderin een oude eik vind ik hem even later. Hij poetst zich en zit af en toe even te koeren. Even verlaat hij zijn boom, fladdert steil omhoog, maakt een glijvlucht en keert gauw weer terug naar de beschutting van dikke takken en bladeren.
Op een zompig veldje omsloten door bos staan tientallen gevlekte orchissen. En er is meer kleur dat de aandacht trekt: een rode waas die door de bomen gloort. Het blijkt een enorm veld met papavers. Het rood wordt met paarsblauwe accenten van korenbloemen en Phacelia afgewisseld. Phacelia tanacetafolia, zoals hij voluit heet, leeft oorspronkelijk op stenige Californische berghellingen en wordt hier als groenbemester gebruikt. De plant trekt ook hommels en bijen aan, waaraan hij de naam bijenbrood dankt.

Het rode veld wordt omzoomd met lage struiken waarboven grote oude eiken uitrijzen. Op de top van een van die eiken landt een vogel. Door de kijker zie ik zijn grijze kop, zwarte masker, lichte voorzijde en bruinrode rugveren. Het is een grauwe klauwier, een mannetje. Dat zwarte boevenmasker absorbeert zonnestralen waardoor de vogel een helder beeld houdt. De grauwe klauwier houdt van bloemen, vooral vanwege de insecten die erdoor worden aangetrokken. De vogel zit ver, met het blote oog is hij een stip, maar ik hoor hem zingen, een mengsel van rauwe en piepende klanken.
Hoe algemeen grauwe klauwieren zijn in oostelijk en zuidelijk Europa, zo zeldzaam zijn ze in Nederland. Met slechts enkele honderden paren broeden ze vooral in het noordoosten (Bargerveen) en in Zuid-Limburg.
Nostalgie
In 1990 stond ik op Ameland nog onbekommerd te genieten van grauwe klauwieren die hun jongen voerden. Ik heb daarvan nog een archiefbeeld kunnen opdiepen. Ze zitten op een kale tak die uit een braamstruik steekt. Het mannetje voert een kever. Braamstruiken zijn geliefd bij klauwieren omdat ze er, net als klapeksters (zie blog ‘Valkwachter’), prooien op prikken. Dat kunnen insecten zijn, maar ook hagedissen of muizen.

Verre reizen
In zuidelijk Afrika, waar ze de winter doorbrengen, heb ik inmiddels meer grauwe klauwieren gezien dan in Nederland. In de herfst vliegen ze via de oostkant van de Middellandse Zee naar het zuiden, en gaan dan via de savannes van Grote Riftvallei naar zuidelijk Afrika. In het voorjaar reizen ze via Oost-Afrika en het Arabisch schiereiland weer terug. Omdat er met hen vele andere kleine trekvogels onderweg zijn, is er altijd wat te eten — dan zijn het net kleine roofvogels en komt die haaksnavel goed van pas.

Vooral in gebieden waar het landschap van lelijke verkavelingen is hersteld, zoals langs de Drentse Aa, komen er meer grote insecten en breiden de grauwe klauwieren zich weer wat uit.
Tijdens de broedtijd is de vogel doorgaans moeilijk te vinden. Maar als er jongen zijn, ontstaat een kans ze te zien. Zullen de geluksmomenten die ik op Ameland had hier gaan herleven?
_________________________________________
Bronnen:
Yosef R, Zduniak P, Tryjanowski P. 2012. Unmasking Zorro: functional importance of the facial mask in the Masked Shrike (Lanius nubicus). Behavioral Ecology 23:615-618.
Nijssen, M. & Geertsma, M. 2018. Grauwe Klauwier Lanius collurio. Pp. 386–387 in: Sovon Vogelonderzoek Nederland. Vogelatlas van Nederland. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen.
Laatst gezien bij de Hoefjes; een vette zwarte kever die op het prikkeldraad geprikt zat, levend en wel…het werk van de grauwe klauwier?
LikeLike
Dat is zeer waarschijnlijk!
LikeLike
Het is goed nieuws dat de grauwe klauwier weer in de buurt is! Jammer voor de kever…
LikeLike
Leuk om je verhaaltjes te lezen je moet wel een onuitputtelijke brein hebben om heel die verhalen met elkaar te verbondenen ze dan zo duidelijk aan ons door te geven.wij wensen jullie eerst een fijne vakantie en daarna spreken we weer. Eens af om samen te gaan eten en wat bij te kletsen o.k doe de groetjes ook aan Inge het ga jullie goed.
LikeLike