Vogels leren ‘burgerschap’

 

18 juni 2019

Het wordt stiller op het veld en in het bos. Geen uitbundig vogelconcert meer in de vroege morgen. Veel vogels zwerven rond met hun nageslacht. Ouders maken elkaar nauwelijks nog het hof, maar communiceren vooral in gezinsverband. Zoals het milde geratel van staartmezen dat uit de berken klinkt aan de rand van de hei. En de twinkelende hoge tonen van putters, met daar doorheen de ijle pieptonen van boomklevers.

Een helder klíeuw klinkt vanuit een eik. Twee haviken vliegen op. Als hun donkere silhouetten over de heide wegvliegen valt me op dat ze beide niet alleen groot zijn maar ook behoorlijk zwaar. De grootte laat zien dat het vrouwtjes zijn, hun corpulentie doet vermoeden dat het jonge vogels zijn die goed in hun reserves zitten.

Bedauwde spinnenwebben liggen als tere schimmel over de heide. Tegenlicht verzilvert de vleugeltjes van roodborsttapuiten. De fíet-trik-klanken zijn terug. Ze klinken alsof iemand verderop de heg staat te knippen met een schaar die een druppeltje olie nodig heeft. Het zijn hun alarmroepen. Ze voeren de jongen uit hun tweede broedsel.

IMG_8112-2

Hier en daar zingt nog een veld- of boomleeuwerik. Gierzwaluwen scheren laag over de heide. Die zijn er ’s morgens altijd vroeg bij. De gekromde vormen van hun vleugels zie je ook in het landschap. Het zijn de sporen van paraboolduinen die eeuwen geleden, toen het hier nog veel schraler was, aan de oppervlakte lagen.

Jeugdbendes

Aan de oostrand van de heide zingt een geelgors. In de eiken worden boomkruipers gevoerd. Een eindje verderop, tussen een lint van eiken en een korenveld, voeren gekraagde roodstaarten hun iets meer dan halfwassen jongen. Jonge grote bonte spechten hakken en bikken er lustig op los; zij kunnen al voor zichzelf zorgen. Ook de jonge kool- en pimpelmezen kunnen hun eigen boontjes doppen; hun jeugdbendes worden steeds groter.

Dwars over de heide ga ik zuidwestwaarts, richting Ooievaarsnest. Drie koekoeken koersen over de heide in de richting van een grove den. Het zouden jonge vogels kunnen zijn, maar ze zijn te ver om dat goed te kunnen zien.

Op scherp

Als ik op de heide loop hoor ik vanuit het bos het klie-eh van een zwarte specht. Het geluid draagt ver. Ik besluit de spechten op te zoeken. Eenmaal in het bos, roepen ze weer. Ik vermoed dat hier een gezin rondhangt. Na even zoeken, zie ik een van de vogels. Een dofzwart verenkleed, het rood op de kop loopt door tot op het voorhoofd: een jong mannetje. Zwijgzaam hakt en peurt hij in de dode takken van een eik naar voedsel. Verderop klinkt weer het heldere klie-eh. Hij richt zich op. Uit dezelfde richting volgt een alarmroep, een snel aaneengeregen kruu-kruu. Dat zet de jonge vogel helemáál op scherp. Zou een oudervogel of ander gezinslid de haviken opgemerkt hebben?

Hij gaat door met voedsel zoeken, in de wetenschap dat hij niet alleen op de wereld is. Er zijn roofdieren, zoals haviken, die zo ineens als uit het niets kunnen opduiken. Maar er zijn ook soortgenoten, die je kunnen waarschuwen voor dat gevaar. De jonge vogel zal die taak ook op zich nemen. Zodat alle spechten meer tijd overhouden om lekker naar larven en kevers te peuren en hun verenpak in vorm te houden.

Je zou het de weg naar burgerschap kunnen noemen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: