4 juni 2019
Overal zijn jonge vogels. Mezen, zwartkoppen, tuinfluiters, grasmussen, boomkruipers, boomklevers, grote bonte spechten, tjiftjafs, fitissen, en appelvinken: ze hebben allemaal kleintjes, die uit het nest zijn, maar nog wel gevoerd worden. Ze maken bijna zonder uitzondering hoge piepgeluidjes. Goed te horen, maar moeilijk door roofdieren te traceren. Het is een kunst om al die hoge toontjes uit elkaar te houden.
Veel vogels hebben nog een tweede broedsel op het programma. De blauwborst zingt weer, wat erop wijst dat hij zijn partner tot een tweede poging wil verleiden. De veldleeuweriken zijn ook nog volop in de weer met het verzamelen van voedsel. Ze slikken het niet zelf door, maar vliegen een heel eind de hei op om het af te leveren.
Veel van hetzelfde
In het bos hoor ik het zachte hu van een goudvink, zo bescheiden als een blokfluit. Het scherpe tsie dat erop volgt is van een appelvink. Hij vliegt over, van kruin naar kruin. Een grote bonte specht beitelt bedrijvig tegen een boomstam, kennelijk om een of andere larve uit zijn schuilplaats te gutsen. Ineens stopt hij ermee en blijft doodstil zitten. Kort daarna stuift er een havik door het bos.
Rond de eiken vliegen kleine vaalwitte vlindertjes. Ik kan ze niet thuisbrengen. Het zijn in elk geval niet de vlinders die verantwoordelijk zijn voor de dikke pakketten van een soort spinrag die nu overal aan de eikenstammen kleven. Die spinsels zijn van eikenprocessierupsen. De ronde gaten die erin zitten verraden dat ze er af en toe ook op uit gaan. Dat doen ze ’s nachts wanneer ze in processie de kruin van de eikenboom inklimmen en daar de boel ontbladeren. Voor dat het licht wordt keren de punkers met hun brandharen weer terug naar huis. Het is op veel plaatsen wat je noemt een netelig probleem. Er zijn er zoveel dat zelfs de koolmezen, die nu op maximale sterkte zijn, ons er niet van kunnen verlossen, zelfs niet als we wat aardiger voor ze zouden zijn door onze buxusplantjes wat minder agressief tegen de motten te beschermen. Er zijn genoeg insectensoorten die het werk zouden kunnen doen omdat zij op de rupsen parasiteren: sluipvliegen, sluipwespen, larven van gaasvliegen, lieveheersbeestjes, zweefvliegen, vleesetende wantsen en loopkevers. Probleem is echter dat die er te weinig zijn, omdat hun leefgebieden zijn verdwenen. En zo krijgen de eikenprocessierupsen alle ruimte om zich te ontpoppen tot een plaaginsect.

Vanuit het Riels Laag hoor ik grutto’s. Ze zijn er nog steeds, maar ik heb nog geen jong kunnen ontwaren. Hetzelfde geldt voor de wintertalingen. Met zijn zessen hangen ze hier nog rond: vier mannetjes en een paartje. Ook als die vier mannen er even op uit gaan, blijft de andere man bij zijn partner. Zijn partnertrouw betaalt zich vooralsnog schamel uit. Bij de kieviten is het wel gelukt: in de modder langs het water struint een kuiken rond.
Virtuoos
Als ik ook nog uitgebreid naar rosse woelmuizen kijk, wordt het toch nog flink laat. Om halftwee in de middag bereik ik mijn fiets. Ik ben al vanaf een uur of vijf in het veld en ik wil vandaag nog andere dingen doen. Terwijl ik de sleutel in mijn fietsslot steek, breekt er achter mij een wervelende stroom van snorrende, snijdende en fluitende tonen los. Het komt uit een veld met oud riet dat grenst aan weelderig struikgewas. Ik hoor meteen wat het is, maar kan hem door die vegetatie moeilijk vinden. Uiteindelijk krijg ik een glimp van hem te pakken als hij eventjes hoog in een rietstengel klimt: een bosrietzanger.
Bosrietzangers lijken erg veel op kleine karekieten, maar hoewel kleine karekieten zich voor hun zangkunst bepaald niet hoeven te schamen, zijn de bosrietzangers toch net iets virtuozer. Nog meer dan kleine karekieten laten ze zich door allerhande zangers inspireren, niet alleen uit hun West-Europese broedgebied, maar uit alle streken die ze in de loop van het jaar bezoeken. De Frans-Britse onderzoekster Dowsett-Lemaire herkende 212 soorten in de zang van bosrietzangers, waarvan 113 uit hun Afrikaanse wintergebieden. Als we maar goed naar ze luisteren, hoeven we veel van onze zangvogels misschien niet eens meer met ringen of zenders uit te rusten om hun reisschema’s in kaart te brengen.
De bosrietzangers vieren op hun manier de biodiversiteit. En wij delen in de feestvreugde door naar ze te luisteren.
______________________________________________
Bronnen:
Dowsett-Lemaire F. 1979. The imitative range of the song of the marsh warbler Acrocephalus palustris, with special reference to imitations of African birds. Ibis 121:453-468.
Nature Today, 12 juni 2019. Werken bloemrijke bermen tegen de eikenprocessierups? (naturetoday.com)
Piet ga zo door,
het blijven interessante artikelen.
LikeLike
Heerlijk om weer te lezen Piet, bedankt!
LikeLike