
Het miezert heel licht als ik op 19 mei over het vertrouwde lange pad tussen Regte Heide en Riels Laag loop. De lucht is egaal grijs en het is vrijwel windstil. In het veld zit een boompieper, zijn bek gevuld met groene rupsen. Grutto’s en wintertalingen zijn er nog steeds in het Riels Laag, maar tot broeden lijkt het bij beide soorten niet te komen.
Twee oeverlopers vliegen langs de oever van de Lei, landen en wippen met hun achterste. Als ik de kant van de Lei verder aftuur met de telescoop, valt mijn oog op iets bijzonders: een watersnip op een paaltje.
Watersnippen zijn hier in het Riels Laag geen zeldzaamheid. In de afgelopen maanden zag ik ze regelmatig. Vaak hielden ze zich schuil in het zompige veldje bij de witte brug, daar waar je van de Regte Heide naar het Riels Hoefke afdaalt. Bij het minste of geringste vlogen ze dan met hun raspende roep op, kleine groepjes, zelden meer dan tien vogels. Dat zijn doortrekkers, die de winter hebben doorgebracht ergens langs de Atlantische kust tussen Engeland en Marokko. Zolang het niet vriest houden watersnippen het zelfs in Nederland, in een nat weiland of moeras, wel uit.
Paalzitten
Maar, een watersnip op een paaltje in mei is een ander verhaal. Na april trekken er nauwelijks meer watersnippen door. Bovendien gaat een wintergast of doortrekker niet op een paaltje zitten. Waarom zou hij onnodig riskeren dat een sperwer of havik hem ervan afgrist? Een watersnip op een paaltje heeft daar iets te winnen. Een vrouwtje.
Om die te veroveren voert het mannetje indrukwekkende capriolen uit in de lucht. En dat is precies wat er gaat gebeuren. Want ineens vliegt de watersnip van zijn paaltje af, gaat omhoog en vliegt dan in een wijde boog over het Riels Laag. Dan duikt hij steil naar beneden. Ik kan zien hoe hij daarbij zijn stijve buitenste staartpennen naar buiten zet, wat een resonerend geluid voortbrengt dat lijkt op het mekkeren van een schaap of geit. Aan dat geluid dankt hij zijn bijnaam ‘hemelgeit’.
Het verschil tussen nat en droog
Enkele jaren geleden maakte ik een fietstocht rondom het IJsselmeer. Daar werd levendig geïllustreerd hoe bepalend de waterstand is voor al het gedierte dat in de bodem leeft en de vogels die daarvan afhankelijk zijn. In gebieden waar de waterstand niet was verlaagd, wemelde het van grutto’s, tureluurs en andere weidevogels. Juist in dat soort gebieden met een hoge waterstand, zoals de veenweiden van Friesland, Noordwest Overijssel en het Noord-Hollandse Waterland, broeden watersnippen.
Watersnippen eten insecten en hun larven, slakjes, kikkertjes, wormen, maar ook wel zaden. Om die prooien op te snorren, gaat hun lange snavel als een naaimachine de grond in. Ze verstaan de kunst om de prooi in te slikken door alleen het uiteinde van de snavel, als een pincet te openen. Hij hoeft zijn snavel niet eens uit de grond te halen. En met zo’n lange snavel bespaart dat kostbare tijd. Maar ze hebben er wel een zompige bodem voor nodig. En die zijn er in ons zorgvuldig afgewaterde Nederland nog maar heel weinig.
Vandaar dat het zo fijn is dat Brabants Landschap ongeveer twintig jaar geleden het Riels Laag weer natter heeft gemaakt. Ze haalden de Lei weer onder de landbouwgronden vandaan en hoogden de waterstand op. In het weelderige moeras dat ontstond broedde al eens een watersnip, in 2013. En nu, in 2019, heeft zich er weer zo’n hemelgeit gevestigd.
Van mij mogen die watersnippen de komende jaren vaker op paaltjes gaan zitten.
__________________________________
Bronnen:
Brandsma, O. 2018. Watersnip Gallinago gallinago. Pp. 254–255 in: Sovon Vogelonderzoek Nederland. Vogelatlas van Nederland. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen.
van der Straaten J, van Kruijsbergen W, van Haaften E-J, Hendriks J. 2017. Natuurgebieden in Noord-Brabant, Ontstaan, Ontginning en Natuurontwikkeling. Pictures Publishers en Ecologische Kring Midden-Brabant.
Geef een reactie