6 en 15 mei 2019 — Wat doen die wintertalingen nog in het Riels Laag? De tientallen mannetjes die hier vanaf de winter tot een week of zes geleden de vrouwtjes nog het hof maakten (zie blog ‘De heide danst’), zijn al weken geleden vertrokken. De meeste wintertalingen die hier doortrekken broeden meer noordelijk. Nederland ligt aan de zuidwestrand van hun broedgebied dat zich uitstrekt over Scandinavië en westelijk Rusland. Toch zie ik hier nog geregeld een vijftal wintertalingen waarvan ik me afvraag of ze nog wel reisplannen hebben. Ze liggen broederlijk in ondiep water langs een modderig eilandje.

Op een vrouwtje na zijn het alle mannetjes. Dat vrouwtje is niet meer vrijgezel; ze is zo hecht met een van de mannetjes dat ik bijna zeker weet dat ze een paar vormen.
Af en toe zondert ze zich even van hem af. Dan paradeert ze tussen de andere mannen door, alsof ze hen wil uitdagen. Haar man laat het toe. Soms opent ze haar snavel in de richting van de buurmannen. Misschien fluistert ze hen iets toe, maar dat kan ik op deze afstand niet horen. Het is duidelijk dat ze iets bij deze mannen, die al weken niet meer in de stemming waren om te baltsen, losmaakt: ze komen in beweging, maken een sierlijke draai en blazen een oogwenk hun lijfjes op zodat hun okergele signaalvlekken oplichten (zie ook blog ‘De heide danst’). Dan zwemt de vrouw rustig verder alsof het voor haar alleen maar spel was. Bij de mannen verdwijnt de geslachtsdrift weer even snel als ze gekomen was.
Blijven deze wintertalingen hier in de zomer achter zonder te broeden, wat wel vaker gebeurt, of zouden er toch ergens stiekem een of meer vrouwtjes in de dichte oevervegetatie op eieren zitten?
Ruiters
Niet ver van de wintertalingen zie ik vogels die hoe dan ook nog een reis voor de boeg hebben: een groenpootruiter en vlakbij hem een zwarte ruiter. Dat zijn doortrekkers die in noordelijke taiga’s broeden. Zwarte ruiters krijgen in de broedtijd zwarte veren met witte toppen. Dat geeft hen een trouwkostuum met de allure van een nachtelijke hemel met fonkelende sterren. Maar dat oogverblindende kleed hebben de zwarte ruiters maar heel kort. Je ziet het vooral op noordelijke locaties in de buurt van hun broedgebieden.
‘Tsjoewiet’ klinkt het ineens. Het is de zwarte ruiter. Drie soortgenoten suizen vanuit de hoogte omlaag. Na een paar zwenkingen, waarbij de witte stuit die bijna de hele rug bestrijkt opvalt, landen ze in de buurt van de eenling. Ze kleuren alle drie al wat naar zomerkleed en eentje is zelfs al behoorlijk zwart. Je zou denken dat de zwarte ruiters nu gevieren zullen blijven optrekken — of met vijven als we de groenpootruiter meetellen. Maar dat gebeurt niet. De drie nieuwkomers blijven als een eenheid bij elkaar, bewegen zich met de elegante tred die ruiters eigen is tussen de wintertalingen door over de modderige oever, of zwemmen een stukje door het water.
Uit de verte doemt het hakkelende geronk van een chinook helikopter op. Het zwelt snel aan. De ruiters worden onrustig en blijven al gauw stijf van angst staan. De groenpootruiter slaat alarm. De drie zwarte ruiters vliegen op, de eenling achterlatend.
Boreale vergezichten
De ruiters gaan hoger en hoger, zwenken wat naar links en dan naar rechts, steeds dicht bij elkaar blijvend, noordwaarts. Ik blijf ze volgen als ze steeds kleiner worden. Terwijl hun silhouetten verweken in de grijze lucht, dwalen mijn gedachten af naar Zweeds Lapland.
We varen in een tweepersoonskano op een groot meer. Passeren uitgestrekte velden met paardenstaarten. Een brilduikermoeder met vijf dobberende kuikens zwemt voor ons uit. Aan de overzijde ligt een schiereilandje waarop verspreid wat berkenboompjes groeien. We glijden er kalmpjes naar toe. Als we er vlak bij komen vliegt een vogel op. ‘Tsuwiet?’ Zwarte ruiter. Die had ik nog nooit in zijn broedgebied gezien. Hier is hij gitzwart. Met witte spikkels. Als een sterrenhemel bij nacht.
Het illustere drietal, dat zojuist het Riels Laag heeft verlaten, zal over luttele dagen boven de boreale wouden vliegen. De smeltende witte wereld zal al wat groene vlekken tonen die zich razendsnel zullen uitbreiden. Alleen de diepere bodem zal ijzig blijven. In dit zompige land zullen ze afdalen. Elk van de vogels zal zijn plekje kiezen in mos of gras om een nestkuiltje uit te trappelen. Alleen hun flirtende fluittonen zullen het ruisen van de wind door de naaldbomen overstemmen.
Geen chinook of andere lawaaimaker zal hen daar storen. Hoogstens een plonsje van een peddel. Maar daar zullen ze wel overheen komen.

Leuk om deze verhalen van je te lezen en de mooie foto’s te bekijken. Volgens mij kwam ik je afgelopen vrijdag nog tegen op de Regte Heide.
LikeGeliked door 1 persoon