3 & 16 april 2019 — Het was dat ik hem de jonge berk in had zien vliegen, anders was ik er straal voorbijgelopen. Hij ging daar helemaal in de top zitten, klemde zich tegen een dunne twijg en bleef zo doodstil zitten. Een takverdikking, meer was het niet.
De allerkleinste
Zo klein zijn ze, die kleine bonte spechten. Niet veel groter dan een koolmees. In de achttiende eeuw hadden de wetenschappers niet eens een fatsoenlijke naam voor ze. De grote bonte noemden ze de ‘grote bont-specht’ en de middelste bonte de ‘kleine bont-specht’. Zo kwam het kleinste lid van de familie in de verdrukking. De ‘allerkleinste bont-specht’ werd hij toen maar genoemd.
Die kleintjes zijn stille vogels. Alleen van februari tot april, in de aanloop van het broedseizoen, kun je ze horen roepen en roffelen. Dat is de tijd om ze te zien.
Qua lichaamsbouw, manier van voedsel zoeken en gereedschap verschillen de drie spechtensoorten nauwelijks van elkaar. Hoe spelen ze het klaar om met elkaar samen te leven, zonder dat een van de drie de baas speelt en de twee andere het bestaan onmogelijk maakt?
Langs elkaar heen leven
In het kort kan het antwoord zijn: omdat ze alle drie hun eigen weg zijn gegaan. Het is net als in de mensenwereld bij arbeidsverdeling. Als je de concurrentie uit de weg wil gaan, moet je iets gaan ondernemen wat de ander niet doet. Dat hebben spechten in de loop van hun evolutionaire ontwikkeling ook gedaan.

De grote bonte specht is de grootste van de drie. Hij zoekt zijn voedsel vooral op de stam en de dikke takken van bomen. Daar trekt hij insecten, spinnen en hun larven uit diepe spleten, vaak door ze met geweld uit de bast te graven. Hij peurt ook zaad uit dennenkegels.
De middelste, die ik op 22 februari als ‘nieuwe bewoner’ had verwelkomd (zie gelijknamig blog), pakt het weer net even anders aan. Hij plukt vooral insecten van bast en bladeren. Hij heeft niet zulke sterke nekspieren als de grote bonte, die dieper in het hout hakt. De middelste broedt over het algemeen minder diep in het bos dan zijn grotere familielid. De grote bonte nestelt daar in levende elzen en eiken; de middelste broedt meer aan de randen in oude staken met zachter hout. Ik heb die middelste na dat opzienbarende bezoek van een paartje op 22 februari overigens niet meer in mijn gebied gezien.
De kleine bonte specht leeft langs de grotere spechten heen. Hoog in de bomen klautert hij langs dunne takken. Daar legt hij zich volledig toe op insecten, die hij af en toe ook in vlindervlucht uit de lucht grist.
Kraambezoek
Die spechten kunnen weliswaar op verschillende wijzen en plekken hun voedsel zoeken, dat neemt niet weg dat ze ook last van elkaar kunnen hebben. Vooral die kleine moet oppassen. Voor de grote bonte in het bijzonder. Deze gebruikt zijn beukkracht niet alleen om zijn nesthol uit te hakken, of insecten uit te bikken, maar ook om zich toegang te verschaffen tot woningen waar hij niet spontaan wordt binnengelaten. Bij de nieuwgeborenen gaat hij maar al te graag op bezoek.
Ramkraak
Zelfs vogels die in stevige nestkasten broeden zijn niet veilig. De gewelddadige spechten komen niet eens via de voordeur, maar hakken zich met kracht een toegang door de zijwand, op de plaats waar sidderende kuikens hun lot afwachten. Toen ik als Groningse student in Lauwersmeer onderzoek deed naar het broedgedrag van koolmezen, trof ik bij mijn nestkastbezoeken regelmatig de restanten van zo’n ramkraak aan. Natuurlijke nestholten zijn overigens evenmin veilig, vooral niet als ze in zacht hout zijn uitgehakt. Bij matkopmezen, die we eerder tegenkwamen, mislukt soms de helft van hun broedpogingen, omdat de grote bonte boosdoeners op kraambezoek zijn geweest.
De grote ontziet ook de kleine niet. Die weten dat maar al te goed. Op 16 april hoor ik er weer een roepen, vlakbij de plek waar ik hem op 3 april als bevroren in een boom had zien zitten. Als ik een tijdje rustig heb staan wachten, zie ik hem. De zon zet zijn rode kruin in lichterlaaie. Hij is in gezelschap van een wijfje. Ik blijf op een afstand toekijken. Dan zie ik het vrouwtje naar een berkenstaakje vliegen. Ze werkt zich rondom de stam en verdwijnt dan in een heel klein gaatje. Even later zie ik daar houtsplinters naar buiten vliegen. Als zij wegvliegt schiet het mannetje naar binnen. Ze werken zwijgzaam. Bij de geringste verstoring van een wandelaar laten ze zich lange tijd niet zien. De komende tijd, als ze een gezin gaan stichten, zullen ze helemaal geen aandacht meer op zich vestigen. Dan trekken ze zich volledig terug in hun eigen stille wereld.
Geef een reactie