25 maart 2019 —De klapekster is er nog. Ook hoor ik hier en daar nog koperwieken, en soms wat kramsvogels. Het duurt nog even voordat de wintergasten zijn vervangen door de zomerploeg.
Op steeds meer plaatsen zie ik roodborsttapuiten. Sommige vrouwtjes zijn al door een mannetje aan de haak geslagen. Ze houden zich over het algemeen onopvallend en laag in de vegetatie op. Zo’n bescheiden houding zal je bij de mannen niet aantreffen. Vanaf verheven posten laten ze, vaak luid zingend, weten dat ze er zijn en geen mannelijke indringers tolereren.
Rode waas
Ik kom aan bij een schraal veldje. Er ligt een rode waas over, alsof hier een veldslag heeft plaatsgevonden. Maar het zijn de zandhaarmossen die het veld kleuren. Laag bij de grond zit weer zo’n mannetje van de roodborsttapuit. Pas als je goed kijkt zie je dat hij op een takje zit dat niet meer dan een decimeter boven het maaiveld uitsteekt. Hij vliegt op en gaat op een paaltje zitten, vertrekt meteen weer en landt een stukje verder op een hoge struik. Daar overziet hij zijn landgoed op gevaren en ongewenste indringers.
Hij is ongedurig. Spoedig wordt duidelijk waarom. Er is een andere man in de buurt. Deze waagt zich over de grens van zijn landgoed. De landeigenaar stuift op hem af, en jaagt hem weg. Maar de vreemdeling is hardleers. De landeigenaar besluit met hem af te rekenen. Hij lijkt hem naar het schrale veldje te lokken. Als de indringer daar arriveert, wordt de strijd hervat. De vogels buitelen over elkaar heen, maar de landheer lijkt zijn rivaal al snel in een stevige houdgreep te hebben. Hij hakt op de vreemdeling in alsof hij de boodschap dat hij hier niet gewenst is bij hem naar binnen wil rammen. Hun pootjes haken even in elkaar vast, schieten dan los en de indringer vliegt er geschrokken vandoor.
Opgewonden standje
De roodborsttapuit is alom berucht om zijn vurige temperament. Om de wijze waarop hij zich laat gelden met zijn feloranje borst vooruit, afstekend tegen zijn brutale zwarte kop en zijn flamboyante spierwitte shawl. De buurtvogels weten dat de roodborsttapuit een opgewonden standje is. Dat hij altijd alert is op gevaar en geen indringers op zijn landgoed tolereert. Juist vanwege deze eigenschappen zoeken vele zijn bescherming op.
We zagen het ooit in Engeland, waar geelbloeiende gaspeldoornstruiken de golvende paarse heidevelden sierden. Daar patrouilleerden roodborsttapuiten. Ze werden gevolgd door Provençaalse grasmussen. Telkens als een roodborsttapuit van struik naar struik vloog, snorde zo’n kleine grasmus er achteraan en dook dan onder zijn beschermer in de struik.
Zo zijn er op veel plaatsen waar de roodborsttapuit voorkomt, soorten die zijn bescherming zoeken: boompiepers, geelgorzen, fitissen, kneutjes, putters, mezen, heggemussen en winterkoninkjes. Stuk voor stuk soorten die niet het bravoure hebben van de roodborsttapuit. Soorten die het toch wat enger vinden om vanaf de toppen van het landschap de omgeving in de gaten te houden. Juist uit die oplettendheid trekken ze hun voordeel.
Liever kwijt dan rijk
Intussen is de landheer die onderkruipers liever kwijt dan rijk. Ze storen hem namelijk bij de jacht. Als hij stilletjes op een tak zijn kansen afwacht om een uitval te doen naar een prooi, wil hij niet dan andere wezens door zijn beeld komen en zijn prooi opschrikken.
Soms probeert hij ze af te schudden. Maar ze blijven komen. Ach, per slot van rekening zijn ze ook weer niet zó irritant, dat het de moeite loont om ze van zijn landgoed weg te jagen.
Die energie bewaart hij liever voor de mannen van zijn eigen soort.
Geef een reactie