Bizons zijn geen mietjes

Grijze wolf

In 1995 werden grijze wolven geïntroduceerd in Yellowstone. Dat de wolven verzot waren op wapitivlees, wist men al. Maar dat ze zo halsstarrig aan die voorkeur zouden vasthouden, ook toen de wapiti’s schaarser werden, daar keek men toch van op. Bovendien hadden de wolven nog een andere verrassing in petto.

Wapiti’s lijken veel op edelherten. Maar, zoals zo vaak in de vergelijking van Europa met Amerika: wapiti’s zijn een flink slag groter dan hun Europese neefjes.

Het wapitihert is het forsere neefje van het edelhert.

Tijdens de jarenlange afwezigheid van wolven hadden de wapiti’s een betrekkelijk ontspannen leventje geleid. Natuurlijk, ze werden op gezette tijden aangevallen door beren, of een poema, en af en toe door een coyote, maar zoals de wolven konden huishouden, dat was andere koek.

Tussen 1995 en 2004 namen wapiti’s af van 17.000 naar 8000, terwijl de wolven van 21 naar 106 gingen. Niet alleen de wapiti’s waren wat zenuwachtig geworden, ook sommige parkbeheerders hadden er geen rustig gevoel bij. Maar of die afname van wapiti’s echt aan de wolven te wijten was, en in hoeverre de beren en de menselijke jagers daar de hand in hadden, daar liepen de meningen over uiteen.

Bob Garrot van Montana State University en P.J. White van National Park Service beweren dat de wolven, door hun snelle groei, inderdaad de wapiti’s mede hebben uitgedund. En dat zal nog wel even doorgaan, vrezen ze. Maar, en nu komt het goede nieuws voor de nerveuze managers, er komen steeds meer bizons en steeds vaker wordt gezien dat wolven bizons te grazen nemen. Wacht maar totdat de wapiti’s echt schaars worden, zeggen White en Garrott. Nu nog hebben wolven een voorkeur voor wapiti’s. Dat betekent dat de wolven meer wapiti’s grijpen dan je op grond van de aantalsverhouding van wapiti’s en bizons zou verwachten. Als wapiti’s schaars worden zal die voorkeur vanzelf omslaan naar bizons. Daardoor zullen de wapiti’s zich weer wat kunnen herstellen. En zo ontstaan vanzelf stabiele populaties van wapiti’s en bizons.

Dat is een geruststellende gedachte. Maar waar komt dat idee van een omschakelende voorkeur vandaan? Van Robert Murdoch. Die heeft eind jaren zestig van de vorige eeuw laten zien dat roofdieren hun voorkeur voor een prooidiersoort kunnen veranderen als hun favoriete prooi zeldzaam wordt. Hij, en anderen na hem, toonde dat aan in experimenten.

Maar er is een complicatie die roet in het eten gooit. Want al die experimenten die laten zien dat roofdieren wisselen van prooivoorkeur waren uitgevoerd met insecten en weekdieren; de meeste van die prooidiertjes zijn veel kleiner dan de rovers die hen bedreigen. Eenmaal gevonden en aangevallen zijn die prooien betrekkelijk weerloos. Dat is bij de relatie tussen wolven en hoefdieren wel even anders. Wolven zijn veel kleiner dan de hoefdieren waar ze op jagen, terwijl die hoefdieren allesbehalve hulpeloos zijn als ze worden aangevallen. Met hun geweien, hoorns en hoeven kunnen ze wolven lelijk verwonden en zelfs doden. En voor een gewonde wolf wordt het knap lastig om nog een prooi te overmeesteren; nog daargelaten dat hij een vrije val zal maken in de rangorde met soortgenoten.

Het is dus lang niet zo vanzelfsprekend dat wolven hun voorkeur zullen verleggen naar de steeds talrijker wordende bizons, zo voorspellen Aimee Tallian van Utah State University en collega’s in het laatste nummer van Functional Ecology. Voor de periode 1995-2015, waarin de bizons drie maal zo talrijk worden en de wapiti’s maar liefst tien keer zo schaars, onderzoeken zij of de wolven inderdaad hun voorliefde voor wapiti’s in die voor bizons veranderen.

Dat gebeurt niet. Ook al gaan wolven wat vaker bizons aanvallen, de wapiti blijft favoriet.

Een bizon, vooral een stier, is voor een wolf een gevaarlijke prooi.

Waarom profiteren de wolven nauwelijks van die enorme hoeveelheden bizonvlees? Dat wordt duidelijk als Tallian en haar collega’s eens beter gaan kijken hoe het er in het veld aan toe gaat. Bizons blijken veel gevaarlijker te zijn dan wapiti’s. Daarom vallen wolven bizons vooral aan als ze met vele zijn. Het lijkt erop dat ze dan beter in staat zijn om de bizons schrik aan te jagen waardoor ze op de vlucht slaan. En een vluchtende bizon is gemakkelijker te overmeesteren dan een die zijn mannetje staat. En over mannetjes gesproken: het doden van een volwassen stier lijkt al helemaal kansloos. Binnen die groepen zoeken de wolven de kwetsbaarste op; dat kan een dier zijn dat ziek, zwak of misselijk is, maar vaker is het een kalf. Maar probeer daar maar eens bij te komen als ze beschermd worden door die grote zwaarbehaarde kolossen.

Kalveren van bizons zijn goed beschermd in de groep.

Toch profiteren die wolven op een andere manier van de rijkdom van bizons. Doordat er zoveel bizons zijn, gaan er ook meer dood. Daarom gaan de wolven vaker dode bizons eten. Dus in plaats van hun voorkeur voor prooien te veranderen, wijzigen ze hun foerageerstrategie.

Voor de wapiti’s kan dit goed nieuws zijn of slechts nieuws. Voor elke hap aas die een wolf neemt, eet hij minder wapitivlees. Dat is op zich goed nieuws voor de wapiti’s. Maar door al dat dode bizonvlees kunnen wolven zich wel beter voortplanten. En als er heel veel wolven komen, eten ze per saldo toch nog veel wapiti’s.

Toch is er goed nieuws voor de wapiti’s: namen de wolven tussen 1995 en 2004 nog toe, tussen 2004 en 2015 blijken ze weer in aantal af te nemen. Dat betekent dat per saldo minder wapiti’s worden belaagd. Komt de zaak toch weer een beetje in balans. Maar niet langs de weg die de onderzoekers zich hadden voorgesteld.

_______________________________

Bronnen:

Garrot, R.A., Bruggeman, J.E., Becker, M.S., Kalinowski, S.T. & White, P.J. 2007. Evaluating prey switching in wolf-ungulate systems. Ecological Applications 17: 1588-1597.

Murdoch, W. W. 1969. “Switching in general predators. Experiments on predator specificity and stability of prey populations.” Ecological Monographs 39: 335-354.

Murdoch, W. W. and J. R. Marks 1973. “Predation by Coccinellid beetles – experiments on switching.” Ecology 54: 160-167.

Oaten, A. and W. W. Murdoch 1975. “Switchting, functional response, and stability in predator-prey systems.” American Naturalist 109: 299-318.

Tallian, A., Smith, D.W., Stahler, D.R., Metz, M.C., Wallen, R.L., Geremia, C., Ruprecht, J., Wyman, C.T. & MacNulty, D.R. 2017. Functional Ecology, early online.

White, P. J. and R. A. Garrott 2005. “Yellowstone’s ungulates after wolves -expectations, realizations, and predictions.” Biological Conservation 125: 141-152.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: