De zebra heeft het niet gehaald. Even na middernacht werd hij door een overmacht van leeuwen tegen de grond gewerkt en met een halsbeet gedood. Zijn buik is inmiddels een gapende rode kloof waar leeuwen grote stukken vlees uit trekken. Een arend zit op veilige afstand te wachten in de hoop dat een verdwaald stukje van het karkas binnen zijn bereik komt.

De arend was er als eerste bij. De aarde was nog maar een beetje opgewarmd of hij spreidde zijn vleugels en liet zich door een werveling de lucht in voeren. Eenmaal op hoogte kon hij het karkas op 16 km afstand zien liggen. In een oogwenk was hij ter plekke, maar stuitte meteen op de overmacht van leeuwen.

Intussen weten de gieren nog van niets. Om hun reusachtige lijven van de grond te krijgen moet de atmosfeer nog even warmer worden.
Ruim een uur later daalt een reusachtige vliegmachine af met een spanwijdte van meer dan twee en een halve meter. Het is een oorgier. Ook hij blijft op veilige afstand van de leeuwen.

Na drie kwartier verschijnen er tientallen Afrikaanse witruggieren aan de horizon. De oorgier is deze invasiemacht vóór geweest: met zijn enorme wieken kon hij een half uur eerder in de lucht zijn. Bovendien ziet hij nog een stukje beter dan een witruggier.
Terwijl de zebra steeds verder wordt onttakeld, naderen drie jakhalzen. Als de leeuwen een eetpauze inlassen grijpen ze hun kans en naderen het karkas. Ook de gieren snellen toe maar worden meteen weggejaagd door de jakhalzen.

Jakhalzen zijn verrassend snel ter plekke als er iets te halen valt. Hoe spelen ze dat klaar? Weliswaar kunnen ze een karkas op pakweg een kilometer ruiken, ze moeten dan wel net toevallig in de buurt zijn. En met een loopsnelheid van maar 12 kilometer per uur loop je toch gauw als een kip zonder kop te speuren zonder veel resultaat. Je begint te vermoeden dat de jakhalzen op enigerlei wijze worden geholpen.
Die hulp komt van boven. Het moeten wel de gieren zijn die hen de weg wijzen. Door modelberekeningen te vergelijken met veldwaarnemingen hebben biologen berekend dat jakhalzen aas twee maal zo snel vinden als ze gieren volgen, dan wanneer ze zelfstandig zoeken. En voor gevlekte hyena’s geldt hetzelfde.
Vroeg komen heeft voor de jakhalzen een dubbel energetisch voordeel. Naarmate ze vroeger komen, is er meer eten beschikbaar. Gieren zijn vaak met velen en kunnen in een oogwenk een karkas kaalvreten. Bovendien hoeven ze zich, door van de gieren te profiteren, veel minder uit te sloven om hun voedsel te vinden.

De vliegende aaseters lijken dus voor de lopende aaseters zeer belangrijke gidsen te zijn bij het zoeken naar aas. Het lijkt zelfs dat jakhalzen en gevlekte hyena’s elk hun favoriete gids hebben.
Onderzoekers ontdekken die voorkeur door tijdstippen waarop jakhalzen en hyena’s verschijnen te vergelijken met de aankomsttijden van vliegende aaseters. Allereerst blijkt dat arenden zelden worden gevolgd. Hyena’s komen meestal aan kort nadat witruggieren — of andere gieren van het geslacht Gyps — zijn geland. Deze gieren eten vooral uit grote karkassen. Met hun lange naakte halzen en slanke snavels kunnen ze tot diep in het karkas doordringen om daar het zachte vlees uit te peuren. Hyena’s houden net als Gyps-gieren van grote karkassen. Jakhalzen arriveren vooral na oorgieren. Jakhalzen houden het meest van kleine stukjes aas. Die zijn te vinden in de buurt van oorgieren, die met hun enorme snavel stukken huid en pezen afscheuren van aasrestanten die door andere gieren zijn afgedankt.
Door heel Afrika gaat het slecht met de gieren. Hoe moet het met de jakhalzen en de hyena’s als er steeds minder gieren boven de Afrikaanse savannes zweven? Als de hulp niet meer van boven komt? Gaan ze het dan nog wel redden?
____________________________________________________________
Bronnen
Houston D.C. 1975. Ecological isolation of African scavenging birds. Ardea 63: 55-63.
Kane, A. & Kendall, C.J. 2017. Understanding how mammalian scavengers use information from avian scavengers: cue from above. Journal of Animal Ecology, early online.
Kruuk, H. 1967. Competition for food between vultures in East Africa. Ardea 55: 171-193.
Spiegel, O., Getz, W.M. & Nathan, R. 2013. Factors influencing foraging search efficiency: why do scarce lappet-faced vultures outperform ubiquitous white-backed vultures. American Naturalist 181:E102-E115.
Interessant artikel! Mooie foto’s !
LikeLike
Interressant, ook voor de muziekant!
LikeLike