Op een mooie ochtend in juni fiets ik door de polders bij Leiden. Een hoogpotige vogeltje midden op de weg trekt mijn aandacht. Ik richt mijn kijker en herken een jonge kleine plevier. Het beestje heeft me meteen in de smiezen en vlucht de berm in. Ik fiets erheen, stap af en zoek tussen wat graspollen, de enige plek die nog enige dekking biedt. Niets. Maar dat is onmogelijk. Ik weet zeker dat hij hier wegdook. Ik buig voorover om nog beter te kijken en vind de vogel ineens vlak voor mijn neus. Hij had daar al die tijd gezeten, met zijn snavel naar de grond, achterlijfje omhoog, vleugeltjes gebold; het evenbeeld van een dor blad.
Versmelten met je omgeving is een goede manier om aan de aandacht van roofdieren te ontsnappen. Hoe goed en hoe snel een dier erin slaagt om onopvallend te zijn hangt af van de wisselwerking tussen zijn eigen kleur en die van de omgeving.
Bij de meeste dieren ligt die schutkleur vast, zodat ze alleen tegen een passende achtergrond gecamoufleerd zijn. Uilen, nachtzwaluwen en houtsnippen zijn alleen in een decor van boomschors of –stronk nagenoeg onzichtbaar. De ouders van de kleine plevier zijn in een zanderige omgeving het best gecamoufleerd.
Andere dieren kunnen flexibel op een veranderende omgeving inspelen door zelf van kleur te veranderen. Kameleons en zeekatten (inktvissen van het geslacht Sepia) kunnen dat razendsnel. Zeekatten kunnen hun achtergrond registreren en vertalen in signalen vanuit de hersenen naar pigmentzakjes, zodat ze in luttele seconden versmelten met hun omgeving — alsof ze een foto van de bodem maken en die vervolgens op hun rug projecteren.
De snelle spectaculaire kleurveranderingen van dieren zoals zeekatten en kameleons zijn intensief bestudeerd. Veel minder is echter bekend van dieren, zoals krabben en sprinkhanen, die zich veel langzamer, in dagen tot maanden, tijdens hun ontwikkeling en groei, aanpassen aan hun omgeving.

Pim Edelaar en collega’s van de Universiteit van Sevilla bestuderen de kleuraanpassingen van sprinkhanen. Ze zijn niet zozeer geïnteresseerd in het voordeel van kleurverandering. Dat is vrij evident: door hun kleur aan te passen aan hun omgeving vallen sprinkhanen minder op waardoor een jagende vogel, hagedis, spin of wesp hen minder snel ontdekt.
Edelaar en collega’s richten zich vooral op de vraag of de aanpassing wellicht ook kosten heeft. Als de kleurverandering ook kosten heeft, bijvoorbeeld omdat steeds veranderen ten koste gaat van andere functies, verwacht je dat de sprinkhanen hun kleur niet meer aanpassen dan noodzakelijk. Ze zullen meer investeren in kleuraanpassing naarmate ze het gevaar dat ze door roofdieren gepakt worden hoger inschatten.
Om daar achter te komen kweken Edelaar en zijn medeonderzoekers drie groepen (populaties) sprinkhanen op van nymf naar volwassen. Van elke populatie wordt de helft in donkergekleurde kratjes gekweekt en de andere helft in lichte. Van de donkere groep wordt de helft twee keer per dag eventjes opgejaagd, om ze een gevoel van gevaar te geven. De andere helft wordt met rust gelaten.
De verschillen zijn duidelijk: al naargelang de sprinkhanen in donkere of lichte kratjes opgroeien worden ze donker of licht van kleur. Bovendien: als ze ook dreiging ervaren, lijken ze nóg meer op hun omgeving.
Crypsis heeft dus een kost, want sprinkhanen investeren meer in kleurverandering naarmate ze meer dreiging van roofdieren ervaren. Elke sprinkhaan heeft kennelijk controle over zijn kleuraanpassing. Dat was nog niet eerder aangetoond bij de ‘langzame’ kleuraanpassers.
_____________________________________________________________
Referentie:
Edelaar, P., Baños-Villalba, A., Escudero, G. & Rodríguez-Bernal, C. 2017. Background colour-matching increases with risk of predation in a cloud-changing grasshopper. Behavioral Ecology, binnenkort online.
Geef een reactie