Een zuidwesterstorm raast over Texel. Omdat ik geen zin heb om een half uur tegen de wind in te jakkeren en dan afgemat en bezweet aan te komen op mijn werk, besluit ik een omweg te nemen. Ik fiets eerst een stuk noordwaarts, totaal de verkeerde kant op, om daarna westwaarts te gaan door het bos. Dan buig ik wat af, profijt trekkend van de windluwte van de duinen, maar nog steeds niet helemaal op koers. Tenslotte maak ik de afwijking goed met een oostwaartse richting en bereik dan zonder veel inspanning mijn doel.
Veel trekvogels passen dit soort tactieken ook toe. Wouter van Steelant en collega’s van de UvA volgden twaalf wespendieven met GPS-rugzakjes vanuit hun broedgebied op de Veluwe naar hun overwinteringsgebied in centraal Afrika en zagen hoe de vogels rekening houden met windsystemen. Hun artikel verschijnt in Journal of Animal Ecology van maart.
Wespendieven zijn thermiekvliegers. Om de grote afstanden te overbruggen tussen broed- en wintergebied wentelen ze in warme luchtbellen (thermiek) omhoog om vervolgens in gewenste richting af te glijden, weer een bel te zoeken, en zo verder. Thermiek ontwikkelt zich boven land, niet boven water. Geen wonder dat ze niet graag grote wateroppervlakten oversteken zoals de Middellandse Zee. Vleugelslag vreet energie. Daarom zetten wespendieven op hun najaarstrek vanaf de Veluwe meteen al koers naar de straat van Gibraltar, een ommetje dat wel een paar dagen kan kosten. Daar wachten ze op een gunstige rugwind om hen ‘over te zetten’ naar Afrika. Tienduizenden wespendieven, maar ook andere thermiekvliegers, zoals ooievaars en arenden, maken van deze oversteekplaats gebruik.

Eenmaal aan de overkant blijven de wespendieven zuidwestelijk gaan langs de westrand van de Sahara. Pas ter hoogte van centraal Afrika buigen ze landinwaarts af in de richting van hun overwinteringsgebieden. Alleen al in Afrika hebben ze dan zo’n 700 kilometer omgevlogen.
De voorjaarstrek begint ook met een omweg. In plaats van de kortste route naar het noorden te vliegen, gaan de meeste wespendieven meteen bij vertrek vanuit centraal Afrika naar het noordwesten, tegen een zwakke wind in. Als ze bij de Sahel aankomen buigen ze af naar het noordoosten maar laten zich nog steeds een beetje westwaarts blazen. Als ze de Sahara bereiken blijkt ineens waarom ze deze omweg hebben genomen. Terwijl in bijna de hele woestijn een onbarmhartige zuidwestelijke Harmattan waait, bevindt zich hier — op zo’n 20º noorderbreedte — een smalle zone waar de wind naar het noordoosten waait. Hun omweg leidt de wespendieven dus naar een smalle corridor waar een voorspelbare meewind hen door de woestijn kan helpen. Via de Straat van Gibraltar komen ze weer in Europa. Daar waaien de winden meestal van zuidwest naar noordoost, zodat ze lekker met het windje in de rug de laatste ruk richting broedgebied kunnen afleggen.
Het is aannemelijk dat wespendieven al die extra kilometers vliegen om energie te besparen. Ze kiezen de route niet vanwege voedsel, want wespendieven eten niet onderweg.
Alles wijst er op dat ze met die omwegen anticiperen op windcondities verderop hun route. Maar ze kunnen die windcondities toch onmogelijk voorspellen over zulke grote afstanden? Hoe ontstaan die routes dan?
De windsystemen zijn jaar op jaar ongeveer hetzelfde. Dus als wespendieven die een omweg nemen beter overleven dan wespendieven die simpelweg op hun doel afkoersen, verwacht je dat natuurlijke selectie ervoor zorgt dat de ‘slimme routes’ blijven bestaan. Maar dan moeten de vogels die routes wel doorgeven aan hun nageslacht. En dat gebeurt niet.
Op hun eerste trekvlucht naar Afrika maken jonge wespendieven, die later trekken dan oudere vogels, geen slimme omwegen. Hun aangeboren route is een rechte lijn.
Als de slimme routes niet zijn aangeboren, zijn ze kennelijk aangeleerd. En voor leren hebben de wespendieven alle tijd. Ze kunnen wel vijftien jaar of ouder worden. Bovendien trekken ze in grote groepen waardoor ze de routes van elkaar kunnen afkijken. Voor jonge vogels begint dat bij de eerste voorjaarstrek vanuit Afrika wanneer ze voor het eerst met de ouderen kunnen meevliegen.
Toch is de puzzel nog niet opgelost. Want, hoewel visarenden en bruine kiekendieven net als de wespendieven een omweg nemen, vliegen slangenarenden en dwergarenden (ook thermiekvliegers) recht op hun doel af, dwars over de Sahara.
Dat biedt voor onderzoekers een mooi argument om meer satellietzenders op meer soorten te gaan plakken.
Geef een reactie